Arnold van Ogtrop

Arnold van Ogtrop

Dartington Hall

Arnold van Ogtrop werd in 1916 in Amsterdam geboren in een welgesteld van oorsprong katholiek gezin. Na de middelbare school ging hij in 1934 naar Engeland om er les te nemen aan de Jooss Leeder School of Dance. Deze van oorsprong Duitse dansschool en haar bijbehorende balletgezelschap Ballets Jooss had vanwege de politieke situatie en de joodse achtergond van haar artistiek leider, de choreograaf Kurt Jooss, dat jaar haar standplaats Essen ingeruild voor het plaatsje Totnes in de zuid-westelijke punt van Engeland. Het ballet en de school woonde en oefende daar op het landgoed Dartington Hall.

De kunstenaarskolonie Dartington Hall was in 1925 van start gegaan met de renovatie van een 14-de eeuws landgoed door het vermogende Amerikaans-Britse echtpaar Dorothy en Leonard Elmhirst. In reactie op de Grote Oorlog en geïnspireerd door de ideeën van de Indiase schrijver en Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore wilden de Elmirsts het kolonialisme, nationalisme en materialisme van de 19-de eeuw ombuigen naar een meer internationale, egalitaire en zelfvoorzienende gemeenschap, waarin het individu meer was dan louter een egoïstische consument. Daartoe hadden zij kunstenaars uit verschillende landen en disciplines uitgenodigd om zich op hun landgoed gezamenlijk te ontplooien, elkaar te inspireren en er les te geven.

Een van de eerste permanente bewoners van dit ‘Dartington experiment’ was de Amerikaanse kunstschilder en bahá’í Mark Tobey (1890-1976). Eens per week gaf die tekenles aan iedereen die dat wilde, medebewoners, personeel en gasten. Het was via deze lessen dat Tobey een groepje geestverwanten rond zich verzamelde. Ook Van Ogtrop leert in Dartington Hall het Bahá’í-geloof kennen en in 1937 verklaart hij zich bahá’í. Datzelfde jaar wordt hij door Jooss geselecteerd voor zijn balletgezelschap. De Nederlandse pers meldt:

— “Kurt Jooss reëngageerde voor dit seizoen de Nederlandsche dansers Noëlle de Mosa, Atty van den Berg en Evert Compaen. Zij namen reeds vanaf 1 augustus deel aan de repetities in de studio’s te Dartington Hall in Totnes Engeland. Bovendien heeft Kurt Jooss thans een vierde Hollandse danser aan zijn gezelschap verbonden, Arnold van Ogtrop, die zijn opleiding gedurende 3 jaren aan de Jooss-school genoot. Ook de Nederlandsche impresario mr. Rombout van Riemsdijk blijft deel uitmaken van de directie.
Het Ballet Jooss vertrekt 29 september met de ‘Ile de France’ naar New York voor een vierde bezoek aan Amerika, dat tot begin maart zal duren. De tournee omvat een honderdtal steden in de Verenigde Staten en Canada, terwijl bovendien onderhandelingen gaande zijn met Mexico en Cuba. Gedurende de week van 20 tot 27 september geeft het ballet zijn jaarlijkse dance-festival in het eigen theater te Dartington Hall in Devonshire.” —

De Telegraaf 27 september 1937

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog worden zowel het ballet als de school in Dartington opgeheven. Van Ogtrop vertrekt in juli 1939 via Harwich naar Stockholm en is in oktober 1941 weer terug in zijn ouderlijk huis te Bussum. Aan een Amerikaanse bahá’í vertelt hij (in 1948):

— “Na de bevrijding in mei 1945 was mijn eerste daad in contact komen met bahá’í-vrienden in Engeland en Amerika. Na jaren van isolatie en geestelijke honger, misschien nog erger dan het gebrek aan eten, verlangde ik ernaar om bahá’ís te spreken. Nooit had ik me gerealiseerd hoe verschrikkelijk het voor een bahá’í was om alleen en volledig afgesneden te zijn van mede-gelovigen, hoewel ik er aan was gewend een geïsoleerde gelovige te zijn.
De voedseltoestand verbeterde en bahá’í-vrienden hadden mij vanuit de Verenigde Staten pakketjes gestuurd. Maar ik had vooral behoefte aan geestelijk voedsel. In de lente van 1946 zonden de Britse bahá’ís me een uitnodiging voor een bezoek aan hun Zomerschool. Ik wist direct: ‘Dit is wat ik nodig heb!’ Maar men moest bijna een duivelskunstenaar zijn om een visum te bemachtigen. De vrienden probeerden, en probeerden het, maar zonder resultaat. Het leek hopeloos. In juli ging ik naar Zwitserland, en een week voor de Zomerschool kreeg ik plots het idee om naar de Britse ambassade in Bern te gaan en dáár een visum te vragen. Binnen enkele dagen werd mij die verstrekt. Het leek een wonder. Ik kan niet in woorden uitdrukken wat die Zomerschool voor me betekende. Als een droge spons zoog ik alles op gedurende elke minuut van de dag.
Terug in Holland wilde ik de [Bahá’í] Boodschap delen, maar hoe en met wie? Ik kende erg weinig mensen, omdat ik bijna tien jaar in het buitenland had gewoond en pas in oktober 1941 in Nederland was teruggekeerd, en zoals alle jongemannen tijdens de bezetting ondergedoken was geweest. Op een zondagmiddag na mijn terugkeer uit Engeland, werd ik uitgenodigd voor een bijeenkomst die ‘Levend Contact’ werd genoemd. Ik zat daar en luisterde naar hun ideeën. Zij zeiden dat eenheid mogelijk was, maar dat wij het niet wilden, dat ieder mens opgesloten zit in z’n eigen vissenkom - politiek, religieus, of filosofisch - dat we elk onze vissenkom van zelfzucht moesten breken om eenheid te verwezenlijken en als één geheel te functioneren. Een dag later, wachtte ik op een gelegenheid om over de Zaak te beginnen. De moed zonk me in de schoenen en ik dacht: ‘Wat doe ik hier?’ Maar op dat moment van gebed voor leiding kwam het idee van eenheid weer boven. Ik zei toen, mij richtend tot het gezelschap, ‘Weten jullie wel dat bijna honderd jaar geleden meer dan 20.000 mensen hun leven hebben gegeven voor dit ideaal?’ Men was verbaasd. Sommigen wilden er meer over horen. Op dat moment begon mijn onderrichtswerk.
Kort daarna [8 oktober 1946] ging ik naar Rotterdam om er onze eerste [Bahá’í] pioniers [Van Sombeek en Straub] te ontmoeten. Met hen mee kwamen mej. Edna True, Voorzitter van het European Teaching Committee, en mevr. Etty Graeffe [het nieuwe hoofd van het Internationaal Bahá’í Bureau in Geneve]. We bespraken die hele middag en avond [bij Straub thuis in Kralingen] ons Bahá’í werk voor Holland. Vanaf die dag was ik niet langer meer een geïsoleerde gelovige.” —

— Arnold Ogtrop aan Charlotte Stirrat, 1948

Op 25 april 1947 komen de vijf bahá’ís - Van Ogtrop, Rita van Sombeek, Jetty Straub, en de Amerikanen John Carré en Charlotte Stirrat - en hun vrienden voor het eerst samen op een ‘fireside meeting’ in Van Ogtrop’s ouderlijke villa te Bussum. Stirrat schrijft aan haar ouders:

— “We hadden een heerlijke bijeenkomst in Arnold van Ogtrop’s mooie huis, ongeveer 30 minuten van hier [Amsterdam]. Zij moeten meerdere hectares hebben, een mooi grasveld, tulpen, allerlei soorten bloemen. Hij is […] ’n jongeman van ongeveer 30, een acteur, zanger en danser … zoon van een rijke bankier. Hij hield de afgelopen weken fireside-bijeenkomsten — en je zou die groep van jonge enthousiaste jongemannen eens moeten zien..” —

— Charlotte Stirrat aan haar ouders, brief 30 april 1947

Een jaar gevuld met huiskamer-bijeenkomsten, wekelijkse informatie-avonden in hotel De Haas, vieringen van Bahá'í heilige dagen in het American Hotel en lezingen in het Paviljoen Minerva, het Polmanshuis, de American Businessmen’s Club, en op een Esperanto-congres, resulteert op dinsdagavond 20 april 1948 in de formatie van de eerste Plaatselijke Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Amsterdam. Arnold van Ogtrop is een van de negen leden.

Ballets Jooss

Bladzijde uit een programmaboekje van het Ballets Jooss, 1936

Arnold van Ogtrop

Van Ogtrop in Hollywood, 1938

Mark Tobey

Mark Tobey, Dorothy en Leonard Elmhirst, c.1930

Dartington Hall

Dartington Hall

Ogtrop

Britse Bahá’í Zomerschool in Matlock Bath (Derbyshire), 1946. Arnold van Ogtrop (achterste rij, 6e van rechts)

Ogtrop

Eerste Plaatselijke Geestelijke Raad van de Bahá’ís van Amsterdam, 20 april 1948. (v.l.n.r.):  J.P. de Borst, J.C. Diebold, H.B. Dieperink, J. Carré, C. Stirrat, H. Slim, H. van Bleyswijk Sombeek, A. Van Ogtrop en G. Straub.

Bronnen — De Tijd 26 mei 1916; Noord-Hollands Archief, Militieregister 1936 kater. 259; De Telegraaf 27 september 1937; Algemeen Handelsblad 10 maart 1938; Charlotte Stirrat: Light in Holland, ongepubliceerd manuscript 1947; Tobey in Memoriam In: World Order, spring 1977; Centre national de la dance, médiathèque; UK Bahá’í Histories, Lois Lambert (Matlock Bath 1946); Yvonne Widger (Dartinton Hall) aan De Vries, brief 14 augustus 2000; Rachel Esther Harrison: Dorothy Elmhirst and the visual arts at Dartington Hall 1925 - 1945 - thesis - University of Plymouth, April 2002; Anna Neima: Dartington Hall and the Quest for ‘Life in its Completeness’, 1925-45 In: History Workshop Journal Issue 88 Advance Access Publication 3 August 2019; Nationaal Bahá’í Archief; Dartington Trust.

Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis