De Baha'i Beweging

Beweging

Zetmachine bij Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam 1933

Om haar bahá’í vriendin en mede-expat Louise Drake Wright een steuntje in de rug te bieden, heeft Inez Greeven de Rotterdamse uitgeverij Nijgh & Van Ditmar opdracht gegeven om een Nederlandse vertaling van een Amerikaans Bahá’í pamflet te drukken. Het is de bedoeling dat het pamflet de publicatie van de Nederlandse vertaling van Dr. Esslemont’s handboek Bahá’u’lláh and the New Era zal vergezellen. Die zal namelijk bij dezelfde uitgever verschijnen.

Wright is eind maart 1933 voor de tweede keer naar Nederland gekomen om daar, zoals zij zei, de ‘kennis van de Bahá’í Openbaring te bevorderen’. Greeven woont op dat moment in Bremen waar haar Duits-Amerikaanse echtgenoot een Texaanse katoenfirma vertegenwoordigt.

— ‘Ik vrees dat je wel een steuntje kunt gebruiken! Het lijkt mij een hele opgave en ik schreef Shoghi Effendi dat dit zeker zwaar werk was voor een vrouw alleen. Ik zal onze geliefde Meester [‘Abdu’l-Bahá in gebed] vragen je te leiden en te helpen bij je werk. Kapitein Liebau heeft beloofd tijdens zijn huidige reis naar Amerika het pamflet “What is the Bahá’í-Movement?” te vertalen. En ik zal daar 1.000 exemplaren van laten drukken om je te helpen. Ik denk dat we wat kleine, gratis literatuur nodig hebben, vindt jij ook niet?’ —

— Greeven aan Wright, brief 14 April 1933

In 1919 had Greeven in New York de Nederlander Jaap A. Liebau leren kennen. Die kwam als kapitein bij de Holland-Amerika Lijn regelmatig in de stad en was geïnteresseerd geraakt in het Bahá’í Geloof. Greeven had hem gevraagd om Dr. Esslemont’s boek en het pamflet te vertalen. Dat eerste had Liebau uitbesteed aan de echtgenote van een mede-vrijmetselaar, maar de tweede zou hij zelf doen.

Als Liebau in mei weer in Rotterdam is, stuurt hij Doeke Zijlstra, directeur van de uitgeverij, direct zijn vertaling. Slechts enkele weken later komen pamflet en boek van de pers. En omdat de uitgeverij indertijd was gekozen omdat zij ook eigenaar is van het grootste landelijk dagblad — ‘wat, [volgens Greeven] uitstekend zal zijn om de Zaak aan het publiek te presenteren in een land waar die tot nu toe praktisch onbekend is’ — wordt de informatie uit het pamflet tevens gebruikt voor een boekaankondiging. Op 13 mei 1933 verschijnt er in de zaterdag-editie van Het Vaderland een relatief uitgebreid artikel over ‘De Bahá’í Beweging’:

— ‘Wij ontvingen enige lectuur over een nieuwe godsdienstige beweging, ja een nieuwe godsdienst zelfs. De beweging heeft ten doel de stichting van ware religie en algemene vrede onder de mensen. Zij begon in Perzië omstreeks het midden der vorige eeuw en zij heeft zich met wonderbare snelheid verspreid niet alleen in Perzië maar door de hele wereld, hetgeen, wij erkennen het eerlijk, ons niet bekend was.’ — [Na een beschrijving van beginselen en geschiedenis eindigt het artikel met] — ‘Lectuur over de beweging verspreidt het Bahá’í Publishing Committee P. O. Box 348 Grand Central Station Nieuw-York City. Weldra verschijnt een boek van Dr. Esslemont over Bahá’u’lláh and the New Era.’ —

Het Vaderland, 13 mei 1933

Ondanks de uitvoerige, accurate en gratis aankondiging in een landelijk dagblad is Wright ‘met stomheid geslagen’ als een Nederlandse bekende haar er op wijst dat het Bahá’í Geloof in het artikel wordt aangeduid als ‘een nieuwe religie’. Dat is een beschrijving die zij het liefst had willen vermijden — ‘Want van alle dingen die je tegen een Hollander kunt zeggen, is déze term wel de slechtste. Zij zijn net mosselen en houden met al hun atomen vast aan vooringenomen ideeën.’ Ook Greeven blijkt onaangenaam getroffen:

— ‘Wat een trieste, betreurenswaardige fout heeft de heer Zijlstra gemaakt door de Zaak “een nieuwe religie” te noemen! Ik ben diepbedroefd. […] Het spijt me zo dat je met al je andere werk voor de Zaak nu de extra taak hebt om te proberen dit recht te zetten. Kapitein Liebau heeft een erg goed beoordelingsvermogen en hij zal je graag adviseren en helpen, aangezien ik dat niet kan.’ —

— Greeven aan Wright, brief mei 1933

Liebau probeert Wright gerust te stellen:

— ‘Stoor u alstublieft niet aan kleinigheden zoals de recensie van het boek in Het Vaderland, want wij Nederlanders doen in het algemeen niets liever dan een lange onnodige discussie starten over een onbelangrijk onderwerp, en zien dan door de bomen het bos niet meer.’ —

— Liebau aan Wright, brief 8 juni 1933

Maar Wright heeft inmiddels al contact opgenomen met de redactie van Het Vaderland en klaarblijkelijk ook met Zijlstra, want in een brief aan Wright schrijft Liebau een dag later ondermeer:

— ‘Geachte Mej. Wright, Vanmorgen ontving ik van de heer Zijlstra een briefje met de volgende inhoud: “Geachte heer Liebau, Volgens mevrouw Wright moet er in een van de dagbladen een artikel verschenen zijn waarin werd gezegd dat de Bahá’í-beweging een nieuwe religie is, wat natuurlijk niet klopt. Het zou goed zijn om bij de exemplaren die naar de pers worden gestuurd een kleine circulaire bij te voegen waarin in een paar regels de Bahá’í-beweging wordt geschetst en ik zou u willen vragen of u mij de tekst voor een dergelijke circulaire zou kunnen geven.”
Ik heb daarop het kantoor van de heer Zijlstra gebeld en kreeg te horen dat hij een paar dagen weg zal zijn. Ik denk dat de vertaling van het kleine pamflet “What is the Bahá’í Movement” precies de vereiste circulaire is en dat die zou kunnen worden bijgesloten in elk exemplaar van Dr. Esslemont’s boek aan de pers. […] Met vriendelijke groeten, J.A. Liebau.’ —

— Liebau aan Wright, brief 9 juni 1933

Dat lijkt een goede oplossing. Niet alleen verschijnt er op 27 mei een rectificatie in Het Vaderland:

— ‘In ons nummer van 13 mei hebben we geschreven over de Baha’i-beweging en haar minder juist een nieuwe godsdienst genoemd. Dat is zij echter niet. Zij is meer een boodschap voor religieuze eenheid en niet een nieuwe godsdienst, noch een nieuwe weg naar onsterfelijkheid. Zij is de oude weg, maar bevrijd van de overblijfselen van menselijke inbeelding en bijgeloof, strijd en misverstand, en daardoor geworden een duidelijke weg voor de ernstige zoeker, welke hij veilig kan opgaan en waarop hij zal ondervinden, dat het Woord Gods één is, hoewel zij die dat Woord spreken velen zijn. Wie meer van de beweging wil weten, kan zich wenden tot de Boekhandel “Synthese” Korte Voorhout 96 Den Haag.’ —

Het Vaderland, 27 mei 1933

Ook als ruim een maand nadat het boek Bahá’u’lláh en het Nieuwe Tijdperk in de winkels ligt, er op 6 juli opnieuw een bericht in Het Vaderland verschijnt, gebeurt dat onder de kop ‘De Bahá’í Beweging’. En is er dit keer geen sprake van een ‘nieuwe godsdienst’, maar van een ‘godsdienstige beweging’. Aankondigingen en recensies van het boek in andere kranten, zoals de Avondpost (7 juli); het Rotterdamsch Nieuwsblad (15 september), Het Volk (18 september) en het Nieuwsblad van het Noorden (8 november) spreken nu steevast van een ‘beweging’. De Haagsche Courant verwijst daarbij zelfs expliciet naar het door Liebau vertaalde pamflet:

— ‘De Bahá’í beweging begon in Perzië, ongeveer in het midden der vorige eeuw en zij verbreidt zich, zo lezen we in een toelichtend geschriftje, met een wonderbaarlijke snelheid, niet slechts in het gehele Oosten, maar ook in het Westen’ —

Haagsche Courant, 21 augustus 1933

Beweging

Beweging

Bronnen — Greeven aan Wright, brief 14 April 1933; Het Vaderland 13 mei 1933; Liebau aan Wright, brief 9 juni 1933; Het Vaderland 6 juli 1933; Bahá’í Administration; A selection of letters and messages addressed to the Bahá’ís of the United States and Canada, written between January 1922 and July 1932 (1974); Jelle de Vries: The Babi Question You Mentioned … The Origins of the Bahá’í Community of the Netherlands, 1844-1962 - Leuven 2002; Nationaal Archief (beeldbank).

Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis