Dr. J.L. Schlimmer

dr Schlimmer

Perzische vlag, de Leeuw en de Zon, c.1670

Als omstreeks het midden van de 19-de eeuw in Perzië de Bábí-beweging van zich laat horen, bereikt dat nieuws Nederland slechts in mondjesmaat en met een vertraging van enkele maanden. Geen wonder, want de eerste telegraaf-verbinding zal pas in 1865 operationeel worden en de handelscontacten tussen beide landen bestaan uit slechts één à twee schepen per jaar en dan nog uitsluitend tussen de Perzische Golf en Java in Nederlands-Indië (nu Indonesië). Ook het aantal mogelijke correspondenten is beperkt. Volgens de Oostenrijkse arts Dr. Jakob Eduard Polak, die van 1851 tot 1860 als militair instructeur in Perzië verblijft, wonen daar tegelijkertijd nauwelijks 100 Europeanen. Eén van hen is een Nederlander, een zekere Dr. Schlimmer.

De vader van Johannes Lodewijk Schlimmer (1818-1876) is ‘schoolhouder’ te Rotterdam en het ontbreekt de jonge Johan dan ook niet aan goed onderwijs. Mede daardoor doorloopt hij met succes de ‘Erasmiaanse School’ (nu Erasmiaans Gymnasium), wordt hij in 1836 bevordert tot kwekeling aan de ‘Klinische School’ van zijn geboorteplaats, en kan hij daarna gaan studeren aan de medische faculteit van de ‘Leidse Hogeschool’ (nu Universiteit). In januari 1839 wint Schlimmer een door Koning Willem I ingestelde gouden beloningsmedaille voor zijn verhandeling (in het Latijn) over ‘Enkele theorieën, geïllustreerd door experimenten, die sinds het begin van deze eeuw zijn verspreid door anatomen en fysiologen over de structuur en functie van zenuwen.’

Maar het geluk is van korte duur. Een maand later melden de dagbladen dat de medische faculteit Schlimmer’s verhandeling weliswaar bekronenswaardig had gekeurd, maar dat aan hem — ‘de medaille echter niet mocht worden uitgereikt, als niet in de termen vallende van de, krachtens Zr. Ms. besluit, ter mededinging naar de erepalm vereiste studie-jaren.’ — Hij is kortom nog niet lang genoeg student.

Het op deze grond mislopen van een prestigieuze prijs moet een grote teleurstelling zijn geweest. En als in augustus van datzelfde jaar ook nog zijn moeder overlijdt, stopt Schlimmer met zijn studie en vertrekt naar het buitenland.

In 1840 is hij in Frankrijk, waar hij zich laat werven voor het Egyptische leger dat op dat moment strijd voert met het Ottomaanse Rijk over heerschappij van de Levant. Van Marseille maakt de dan twee-en-twintigjarige officier van gezondheid de reis naar Alexandrië met een Oostenrijkse brik en van Alexandrië per Arabisch rivier-vaartuigje over de Nijl naar Cairo. Door de Egyptische minister van oorlog wordt hij ingedeeld bij het 17-de regiment infanterie, dat zich te Aleppo in garnizoen bevindt. Hij gaat per karavaan op weg, maar raakt bij Akka midden in het strijdgewoel. Als op 3 november 1840 een Brits-Oostenrijkse vloot de vestingstad bombardeert en voor de sultan op de Egyptenaren herovert, wordt Schlimmer gewond krijgsgevangen genomen.

Hij weet echter zijn vrijheid te herwinnen en trekt via Aleppo, Gaziantep, Sanliurfa, Diyarbakir, en Mosoel verder naar het Oosten. Vanuit Bagdad bereikt hij uiteindelijk het Perzische Rasht, een plaats aan de Kaspische Zee, waar hij zich in 1844 vestigt en zich, naar eigen zeggen, een reputatie van ‘goede dokter en vriend van de armen’ verwerft.

In maart 1851 komt Schlimmer voor het eerst aan in Teheran om er les te gaan geven aan de in oprichting zijnde Dáru’l-Funún (Verblijf der Wetenschap), de eerste polytechnische hogeschool naar Europees model. In de daaropvolgende jaren vervult hij voor de Perzische overheid geneeskundige opdrachten in Kerman (1854-1855), Kashan (1863) en Isfahan (1866-1867). In deze laatste stad is hij lijfarts van de gouverneur en trouwt hij met de Armeense (christelijke) Baghdagoel Babagan. Het paar krijgt twee kinderen: Adolph en Mariam.

Rond 1869 verhuist Schlimmer met zijn gezin definitief naar Teheran. Naast hoogleraar, is hij nu hoofd-officier van gezondheid, titulair-kolonel der Perzische krijgsmacht en saniteits-inspecteur. Nadat hij ook in Nederland bekend is geworden als deskundige op het gebied van de cholera, wordt Schlimmer in 1873 door Den Haag aangesteld als commercieel agent. Twee jaar later benoemt Násiri’d-Dín Sháh hem tot lijfarts. Schlimmer vertaalt en schrijft meerdere medische teksten, waarvan vooral zijn medisch-farmacologisch Frans-Perzisch woordenboek (1874) een belangrijke rol speelt bij de introductie van de Europese geneeskunde in Perzië. Dokter Joh. L. Schlimmer overlijdt op 27 februari 1876.

— ‘Op het Christelijk kerkhof buiten de stad [Teheran] heb ik zwijgend gestaan aan het graf van een merkwaardig man, die ver van zijn vaderland een eeuwige rustplaats vond. Het was een Nederlander, die een kleine honderd jaar geleden zijn geneeskundige studiën om de een of andere reden in de steek liet en naar de Oriënt trok. In het Egyptische leger en later in het Turkse werd hij officier van gezondheid. Ten slotte kwam hij naar Perzië, werd daar kolonel-dokter, lijfarts van de Shah en zelfs professor aan de geneeskundige afdeling der technische hogeschool te Teheran. Zijn dochter, een thans bejaarde dame, leeft nog en toonde me de papieren, welke op het leven van haar vader betrekking hebben.
In de vroegere Amerikaanse kapel te Teheran werd deze lijfarts van de Shah begraven, maar toen deze kapel werd afgebroken, werd het stoffelijk overschot overgebracht naar het christelijke kerkhof buiten de stad. Bij die gelegenheid brak de grafzerk met opschriften in het Perzisch, het Nederlandsch en het Fransch in duizenden stukken. Op het nieuwe graf werd met metselstenen een soort grafzerk gemetseld en midden in die grafzerk ziet men nog een klein stukje van de oude zerk met in Perzisch schrift de woorden “Hakim (dokter) Schlimmer”.’ —

— J. K. Brederode, Schager Courant 17 maart 1937

Schlimmer moet bekend zijn geweest met de opkomst en wederwaardigheden van de Bábí-Bahá’í-gemeenschap, zoals het beleg van Zanjan en de vervolgingen naar aanleiding van de aanslag op de shah, maar hij heeft over deze onderwerpen, voor zover bekend, geen informatie nagelaten. Hoewel het zeker is dat hij in het najaar van 1852 in Teheran verbleef en in die tijd correspondeerde met zijn zwager Jacobus Ludolph in Rotterdam, werd voor een aan hem toegeschreven relaas over een bezoek aan de bábís in de Síyáh-Chál tot dusver geen historisch bewijs gevonden.

Schlimmer

Op 3 november 1840 bombardeert een Brits-Oostenrijkse vloot de vestingstad Akka. Als het kruitmagazijn explodeert geeft de stad zich gewonnen. Schlimmer wordt krijgsgevangen genomen.

Schlimmer

In 1855 wordt Schlimmer aangesteld als professor aan de Dáru’l-Funún (Verblijf der Wetenschap) te Teheran, een polytechnische hogeschool naar Europees model waar ook geneeskunde wordt gedoceerd. (foto 1935)

Titelblad van Schlimmer’s gelithografeerde, handgeschreven medisch-farmacologisch woordenboek, 1874

Dr. Schlimmer werd door Násiri’d-Dín Sháh beloond met de Orde van de Leeuw en de Zon.

Bronnen — Rotterdamsche Courant 20 augustus 1835; Rotterdamsche Courant 19 januari 1836; Stadsarchief Rotterdam, Militie-register 1837; Rotterdamsche Courant 12 januari 1839; Rotterdamsche Courant 12 februari 1839; Rotterdamsche Courant 15 augustus 1839; Fedor Aleksandrovitch Buhse: Aufzaehlung der auf einer Reise durch Transkaukasien und Persien gesammelten Pflanzen in Gemeinschaft - Moskou 1860 - p. XXV; Dr. Jakob Eduard Polak: Persien das Land und seine Bewohner - deel I en II - Leipzig 1865; Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, maart 1872; Algemeen Handelsblad 19 maart 1872; Ned. Staatscourant 4 maart 1873; Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, april 1873; Tinco M. Lycklama à Nijeholt: Voyage en Russie, au Caucase et en Perse dans Mésopotamie, le Kurdistan, la Syrie, laPalestine et la Turquie exécuté pendant les années 1865, 1866, 1867 et 1868 - Amsterdam 1872-1875, deel II p. 440; Joh. L. Schlimmer: Terminologie médico-pharmaceutique et anthropologique française-persane - Teheran 1874, p. 81-83, 225, 242, 281, 437, 458, 506-507; Het Vaderland 28 mei 1875; Het Vaderland 9 mei 1876; F.M. Knobel aan Buitenlandse Zaken, brief 24 februari 1890 (NA, Gezantschap Perzië inv. nr. 1 brief 22); J. K. Brederode: ‘Geneeskundig onderwijs in Perzië, de invloed van een Nederlander’ In: Schager Courant 9 maart 1935; J. K. Brederode: ‘Leven en sterven in Iran’ In: Heldersche Courant 16 maart 1937; Willem Floor: ‘Schlimmer, Johannes Lodewijk’ In: Encyclopedia Iranica, 2014 (iranicaonline); Momen aan de Vries, email 30 april 2021; Stadsarchief Rotterdam; Nationaal Archief.

Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis