Het boek van zekerheid

Inez en Max Greeven

Inez en Max Greeven

In de herfst van 1937 verhuist het Duits-Amerikaanse bahá’í echtpaar Inez en Max Greeven-Marshall van Bremen naar Den Haag.

Duitsland was vanaf het voorjaar van 1933 veranderd in een totalitaire nationaal-socialistische staat waarin voor de internationaal georiënteerde Bahá’í-gemeenschap geen plaats bleek te zijn. Om de situatie in hun land te bespreken had de Behoeder in maart 1934 enkele prominente Duitse bahá’ís, waaronder Inez en Max Greeven, uitgenodigd voor consultaties in Haifa. Na die bijeenkomst werd Max Greeven de belangrijkste bemiddelaar van de Behoeder voor de ‘gevoelige en moeilijke missie’ om de maatregelen van het Rijksministerie voor Kerkelijke Zaken ter beperking van bahá’í-activiteiten te laten herroepen. Ondanks zijn Amerikaanse nationaliteit, Duitse achtergrond en - wat Shoghi Effendi beschreef als - zijn ‘rijke ervaring, wijsheid en vooral standvastige trouw en toewijding aan de Zaak’, bleven Greeven’s pogingen zonder resultaat. Per 21 mei 1937 verbood het centrale hoofdkwartier van de Geheime Staatspolizei (Gestapo) in Berlijn alle bahá’í-activiteiten in het land ‘om redenen van staatsveiligheid’.

De situatie werd voor de Greevens verder gecompliceerd door het regeringsbeleid van economische zelfvoorziening, met bijbehorende importbeperkingen. Buitenlandse bedrijven hadden het daardoor steeds moeilijker gekregen en waren uiteindelijk gedwongen om te vertrekken; zo ook de Amerikaanse katoenhandelsfirma van Max Greeven.

De Greevens wijken uit naar Nederland, plaatsen hun meubilair in opslag, betrekken een non-housekeeping appartement in de Parkflat Marlot in Den Haag en kunnen ‘niet veel meer doen dan de eindjes aan elkaar knopen’.

Toch zijn er ook positieve ontwikkelingen, want midden in de verhuizing kan Inez Greeven aan ‘Haifa’ melden dat het project van de vertaling en uitgave van Bahá’u’lláh’s Kitáb-i-Iqán, het Boek van Zekerheid, dat in 1934 was begonnen, is voltooid. Shoghi Effendi laat antwoorden:

‘De Behoeder heeft uw brief van 26 oktober [1937] ontvangen en met voldoening het nieuws vernomen dat het laten drukken van de Nederlandse versie van de Kitáb-i-Iqán is voltooid. […]
Hij stemt in met het voorstel van de uitgever [Dhr. Doeke Zijlstra van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar] om driehonderd exemplaren bij alle boekwinkels te plaatsen en de resterende tweehonderd naar Haifa te sturen. Hij vertrouwt er op dat de boeken spoedig verzonden worden en in goede staat zullen aankomen. […]
P.S. De Behoeder wil graag dat u van de 200 exemplaren die u naar Haifa gaat sturen, er vijftig naar de Amerikaanse Nationale Geestelijke Raad stuurt en dertig exemplaren verdeelt onder de diverse andere raden in de bahá’í-wereld.’ — In zijn eigen handschrift voegt de Behoeder daaraan toe: — ‘Beste en gewaardeerde medewerkster, Ik wil u graag persoonlijk verzekeren van mijn speciale gebeden voor de inspanningen die u en de geliefde heer Greeven nu in Holland leveren voor de vooruitgang en vestiging van het Geloof. De literatuur die door uw genereuze steun nu in het Nederlands beschikbaar is, zal zonder twijfel een grote hulp zijn bij uw toegewijde arbeid, en ik bid dat uw innigste verwachtingen volledig en spoedig vervuld mogen worden. Mijn liefdevolle dank aan u beiden, uw ware broeder, Shoghi.’

— Shoghi Effendi aan Greeven, brief 17 november 1937

In een brief aan Louise Drake Wright, haar Amerikaanse bahá’í vriendin die tussen 1932 en ’34 jaarlijks enkele maanden in Nederland had verbleven en met wie zij de vertaling en uitgave van dr. John Esslemont’s boek Bahá’u’lláh en het Nieuwe Tijdperk had verzorgd, en het jaar daarop tevergeefs een poging had ondernomen om de Kitáb-i-Iqán te laten vertalen en uit te geven, schrijft Inez Greeven:

‘Na het vertalen van de Verborgen Woorden stond kapitein Liebau door studie van het Woord zo in vuur en vlam dat hij zei te voelen dat hij enkele uren per dag niet zonder dit werk kon. Dus begon hij aan de Iqán zodra hij Shoghi Effendi’s toestemming had om dat te doen. Toen de vertaling klaar was, bleek het voor mij ondoenlijk om die uit te geven, daar het boek van Esslemont ongeveer $500 had gekost en de Iqán op eenzelfde bedrag werd geschat. Daarom zei de Behoeder dat hij de helft van het bedrag zou betalen, daar mijn zus al had aangeboden om de andere helft te betalen. Het boek verscheen in november vorig jaar; het werd niet verkocht (geloof ik) en de boekwinkels zonden hun exemplaren terug naar de uitgever. Ik heb een exemplaar gestuurd naar dr. Jacob ter Meulen, de directeur van de bibliotheek van het Vredespaleis [… en] een exemplaar naar de [Koninklijke] Bibliotheek aan het Lange Voorhout. […]
Ik hoor dat kapitein Liebau’s vertalingen erg mooi zijn […]’

— Greeven aan Drake Wright, brief 24 november 1938

De Greevens zullen tot april 1940 in Den Haag wonen en dan naar de Verenigde Staten vertrekken. Een paar weken later vallen Duitse troepen Nederland binnen en op 14 mei wordt het pand van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, aan de Wijnhaven 113 in het centrum van Rotterdam, vernietigd in een luchtbombardement. Kapitein Liebau schrijft na de oorlog:

‘Ik vrees dat de overgebleven exemplaren van de vertaalde Kitáb-i-Iqán bij het bombardement van Rotterdam zijn verloren gegaan.’

— Liebau aan Straub, brief 12 juli 1946

In juni 1976 zal voor de tweede keer een Nederlandse vertaling van het Boek van Zekerheid worden gepubliceerd; dit keer door de Stichting Bahá’í Literatuur.

Het Boek van Zekerheid

Bahá’í Zomerweek, Esslingen (nabij Stuttgart) Duitsland, 5-12 augustus 1934 - vlnr. zittend: Helen Bishop, Marion Jack, Louise Gregory, Max Greeven, en Ludmilla Bechtold. Staand: Charles Bishop, Muhammad Morchedzadeh (?), Amelia Collins, Inez Greeven, Mw. Epple (een Duitse bahá'í die in Brummen, nabij Apeldoorn, woont), en Franz Pollinger.

Het Boek van Zekerheid

Parkflat Marlot, Den Haag, c.1937

Zekerheid

Leeszaal van de bibliotheek van het Vredespaleis, c.1930

Koninklijke Bibliotheek

De Koninklijke Bibliotheek, Lange Voorhout 34 Den Haag, 1933

Bronnen — Dear Co-worker, boodschappen van Shoghi Effendi aan de landen van de Benelux. - Den Haag 2009; National Bahá’í Archives, Wilmette, Illinois, USA: Louise Drake Wright Papers, Inez Greeven Papers; Jelle de Vries: The Babi Question You Mentioned … The Origins of the Bahá’í Community of the Netherlands, 1844-1962 - Leuven 2002; Hans Ulrich: De Twintigste Eeuw in een Notendop - Amsterdam 2000; Stefan Schaal: ‘Herausragende Persönlichkeiten der Deutschen Bahá’í-Geschichte’. In: 100 Jahre Deutsche Bahá’í-Gemeinde 1905-2005 - Hofheim 2005; Gemeentearchief Den Haag; Gemeentearchief Rotterdam.

Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis