Het individu
Het Individu
We leven vandaag in een unieke periode in de geschiedenis. Naarmate de mensheid uit haar kindertijd tevoorschijn treedt en haar collectieve volwassenheid nadert, wordt de behoefte aan een nieuw begrip van de relaties tussen het individu, de gemeenschap en de instellingen van de samenleving steeds dringender.
De onderlinge afhankelijkheid van deze drie hoofdrolspelers in de vooruitgang der beschaving moet worden erkend en oude conflictmodellen waarin, bijvoorbeeld, instellingen onderwerping eisen terwijl individuen schreeuwen om vrijheid, moeten worden vervangen door diepere opvattingen over de complementaire rol die elk moet spelen bij het bouwen van een betere wereld.
Door te aanvaarden dat het individu, de gemeenschap en de instellingen van de samenleving de hoofdrolspelers zijn in de opbouw der beschaving, en dienovereenkomstig te handelen, openen zich grote mogelijkheden voor menselijk geluk en kunnen omstandigheden worden gecreëerd waarin de ware kracht van de menselijke geest kan worden vrijgelaten.
Alle mensen werden geschapen om een immer voortschrijdende beschaving uit te dragen.
— Bahá’u’lláh
Elk individu is lid van de mensenfamilie en levert een bijdrage aan de samenleving. Het individu neemt initiatief, grijpt kansen, vormt vriendschappen en bouwt relaties op, werkt samen met anderen in gemeenschappelijke dienstbaarheid en handelt naar wilsbesluiten.
En de eer en rang van het individu bestaat hierin, dat deze onder alle menigten der wereld een bron van sociaal welzijn dient te worden.
— ‘Abdu’l-Bahá
Om effectief te kunnen handelen tijdens de huidige overgangsperiode in de menselijke geschiedenis, moeten individuen bovenal doordrongen zijn van een sterk gevoel van doelgerichtheid dat hen ertoe aanzet om zowel hun eigen spirituele en intellectuele groei na te streven als bij te dragen aan de transformatie van de samenleving. Dit zijn fundamenteel onafscheidelijke dimensies van één enkel proces, want de normen en het gedrag van individuen vormt hun leefomgeving en worden op hun beurt gevormd door sociale structuren en processen.
Op persoonlijk vlak wordt deze doelgerichtheid uitgedrukt door het ontwikkelen - in dienstbaarheid aan de mensheid - van de enorme mogelijkheden waarmee wij door God zijn begiftigd. Deze mogelijkheden omvatten de deugden en kwaliteiten die latent aanwezig zijn in alle mensen, en de talenten en kenmerken die specifiek zijn voor elk individu. Bahá’u’lláh schreef:
Het doel van de ene ware God, verheven zij Zijn glorie, in het openbaren van Zichzelf aan de mensen, is het blootleggen van de edelstenen die verborgen liggen in de mijn van hun ware en diepste wezen.
— Bahá’u’lláh
In de context van de transformatie van de samenleving is het ons doel om een steeds voortschrijdende beschaving uit te dragen, door onze energie en capaciteiten te wijden aan het bevorderen van het welzijn van de mensheid.
Denkt u er steeds aan om elk lid van het menselijk ras de een of andere dienst te bewijzen … Wees oprecht vriendelijk, niet alleen qua uiterlijk ... Moge hij iets goeds doen voor een ieder wiens pad hij kruist, en hem van enig nut zijn. Moge hij het karakter van een ieder verbeteren en de geest der mensen opnieuw richting geven.
— ‘Abdu’l-Bahá
Wij streven dit tweevoudige morele doel na, voortgestuwd door de overtuiging dat wij leden zijn van één mensenfamilie. Dit stelt ons in staat om ons onderdeel te voelen van één organisch geheel en bevrijdt ons van de onverdraagzaamheid, vooroordelen, fanatisme en bijgeloof die gezamenlijke actie kunnen verlammen en positieve impulsen tot verandering kunnen frustreren.
De norm die Bahá’u’lláh voor ogen heeft voor het individu dat effectief zijn of haar rol kan spelen bij het actief helpen van de samenleving om blijvende materiële en spirituele welvaart te bereiken, is inderdaad hoog. Toch is perfectie geen vereiste; wat van ons wordt verlangd, is een oprechte dagelijkse inspanning om deze hoge standaard na te streven. Er wordt ons gevraagd een gemeenschappelijk pad van dienstbaarheid te bewandelen - elkaar te steunen en samen vooruitgang te boeken, met voldoende nederigheid om de bijdrage van elke persoon te waarderen en de valkuilen van zelfingenomenheid te vermijden.
Tot de bevoegdheden en plichten waarmee het Universele Huis van Gerechtigheid is bekleed, behoren: […] het beschermen van de persoonlijke rechten, de vrijheid en het initiatief van individuen […]
— De Constitutie van het Universele Huis van Gerechtigheid
Bronnen - The Individual and Society, bahai.org; De Constitutie van het Universele Huis van Gerechtigheid, bahai.org.
Ga terug naar: Bahá’í visie