Sonne der Wahrheit

Sonne der Wahrheit

Het Duitse Bahá’í-maandblad Sonne der Wahrheit

Duitsland heeft de Grote Oorlog (1914-1918) verloren en is, met de vlucht van Keizer Wilhelm II naar Nederland, een republiek geworden. Ondanks algemeen kiesrecht en zowel een gekozen president als parlement, is de nationale eenheid ver te zoeken. Het land zit economisch aan de grond, vooral door de in Versailles opgelegde verplichting tot herstelbetalingen. Velen voelen zich verraden. Het is in deze crisissfeer dat de Duitse bahá’ís hun landgenoten weer hoop willen bieden.

— ‘Het is al lang de bedoeling van de Bahá’í-bond om ter verbreiding van de leringen en principes van de Bahá’í-religie een tijdschrift uit te geven dat de lezer kennis laat maken met de gedachten van de nieuwe Wereldleer en over de ontwikkeling daarvan op de hoogte houdt. Gelukkig is dit voornemen thans tot uitvoering gekomen.’ —

— Alice Schwartz-Solivo

Met deze woorden was in maart 1921 het eerste nummer van het nieuwe maandblad Sonne der Wahrheit bij de lezer geïntroduceerd. Hoofdredacteur Alice Schwartz-Solivo (1875-1965), oprichter van de Bahá’í Uitgeverij te Stuttgart, had daar samen met haar man Albert, bankier en consul voor Noorwegen, het initiatief toe genomen. Het plan was vervolgens aan ‘Abdu’l-Bahá voorgelegd, en die had geantwoord:

— ‘Wat het tijdschrift betreft waarover u schrijft: het is raadzaam om het in beide talen te publiceren, deels in het Duits en deels in het Esperanto; maar alle discussies in dit tijdschrift moeten culmineren in de leringen van Bahá’u’lláh en mogen niet het geloof en de overtuigingen van anderen bestrijden. Het is bedoeld om de leringen van Bahá’u’lláh te presenteren en uit te leggen. Tegenwoordig is de tijdgeest vervat in de leringen van Bahá’u’lláh, en alle verstandige mensen kunnen en willen ernaar luisteren. Geef het de naam “Zon van Waarheid” en zijn motto luidt: Eenheid der mensheid, universele vrede en universele religie.’ —

— ‘Abdu’l-Bahá 26 april 1919

Aan de binnenzijde van de kaft van het maandblad staan twaalf Bahá’í principes en een samenvatting van de geschiedenis en betekenis van de ‘Bahá’í-leer’. Het is deze samenvatting die in 1925 wordt gebruikt voor een bericht in de rubriek ‘Kerknieuws’ van de Nieuwe Rotterdamse Courant.

— ‘Het Bahaïsme in Duitsland — Een der merkwaardige en toch ook alleszins natuurlijke gevolgen van de wereldoorlog is een verlevendiging van het adventisme, dat zich steeds in tijden van druk en ellende het sterkst openbaart. Soms neemt het christelijke vormen aan, gelijk ten onzent de Zoeklicht-beweging van Johannes de Heer, maar daarnaast openbaart zich ook in buiten-christelijke kringen, zoals bij de theosofen, sterker dan te voren de gedachte, dat de komst van de Wereldleraar, waarin men gelooft, op handen is. Dit vooruitzicht schijnt voor de allerongeduldigsten onder de adventisten inmiddels nog te vaag; vandaar dat onder hen een leer wel ingang moet vinden, die verkondigt, dat de Heiland reeds op aarde verschenen is. Inzonderheid onder het Duitse volk, dat in tijden van rampspoed voor herlevings-gedachten ontvankelijk is, heeft een beweging als die der Bahaïsten kans van welslagen. En klaarblijkelijk heeft deze oosterse tak van het adventisme hier en daar wortel geschoten.

Er bestaat althans reeds een Duitse Bahá’í-bond met een eigen orgaan [Sonne der Wahrheit], die congressen houdt, boeken en vlugschriften verspreidt en allerlei instellingen in het leven heeft geroepen. Misschien is het niet onaardig, een en ander omtrent deze beweging te vertellen op grond van aan uitgaven van de genoemde bond ontleende gegevens.

Het Bahaïsme wil een universele religie zijn en stelt, gelijk de theosofie dit doet, de parallellen der verschillende godsdiensten op de voorgrond. Het wijst er op, dat alle grote godsdiensten adventistisch, van aard zijn. Verwachten niet de Joden de Messias, de Christenen Christus, de Mohammedanen de Mahdi, de Boeddhisten de vijfde Boeddha, de volgelingen van Zoroaster den Sjah Bahram, de Hindoes de belichaming van Krishna, en de atheïsten … een betere maatschappelijke orde? In Bahá’u’lláh, die in de persoon van Mírzá Husayn-‘Alí-i-Núrí te Teheran in Perzië is geboren, vinden allen hun verwachtingen vervuld.

Deze Bahá’u’lláh (Heerlijkheid Gods) is in 1844 als een der aanzienlijkste aanhangers van de Báb (Poort) opgetreden en met verscheidene volgelingen van deze profeet door de Turkse regering naar Bagdad en later naar Constantinopel en Adrianopel verbannen. In Bagdad verkondigde hij, dat hij de door de Báb beloofde Messias was, die in het laatste der dagen zou komen. Hij zond aan de regeringen der voornaamste staten van Europa zendbrieven waarin hij een beroep op hen deed, om hem bij de vervulling van zijn goddelijke roeping te helpen. Zijn volgelingen noemden zich Bahá’í, dat is: kinderen des lichts.

Op 28 Mei 1892 is Bahá’u’lláh gestorven, nadat hij aan zijn zoon Abbas Effendi zijn waardigheid had overgedragen. Deze nam de naam aan van ‘Abdu’l-Bahá (Dienaar Gods) en heeft, toen door de afzetting van ‘Abdu’l-Hamíd de staatsgevangenen de vrijheid herkregen, de leer van zijn vader op buitenlandse reizen verbreid. Hij bezocht Amerika en Europa, en riep inzonderheid in Engeland, Frankrijk en Duitsland de volken op tot de wereldvrede, hen waarschuwend voor de wereld-catastrofe, die onvermijdelijk uitbreken moest, zo de mensen de weg tot God en tot gerechtigheid jegens de naaste niet vonden. De bezoekers van het Internationaal Congres voor vrijzinnig-godsdienstigen te Parijs zullen zich de waardige grijsaard nog wel herinneren.

‘Abdu’l-Bahá is in November 1920 gestorven en heeft bij testament een zijner afstammelingen, de jeugdige Shoghi Effendi, tot beschermer der Bahá’í-leer benoemd. Deze is thans het middelpunt van de internationale Bahaïsten-beweging, die echter in Bahá’u’lláh en zijn geschriften Kitáb-i-Iqán (Boek der Zekerheid), Kitáb-i-Aqdas (Boek der Wet) en Kitáb-i-‘Ahd (Boek des Verbonds) haar gezaghebbende Heilige blijft vereren

Rituele handelingen schrijft het Bahaïsme niet voor; ook kent het geen priesters. Niemand heeft de macht biecht af te nemen of absolutie te schenken; ook moet ieder een wereldlijk beroep uitoefenen. Men behoeft, om tot de Bahaïsten toe te treden, niet te breken met zijn kerkgenootschap; alleen moeten de priesters der bestaande godsdiensten, zo zij Bahaïst worden, het celibaat opgeven. Ook is polygamie onder Bahaïsten niet toelaatbaar.

Het Bahaïsme predikt eerbied en gehoorzaamheid jegens de regering en staatsinrichting; het is pacifistisch en propageert de totstandkoming van een internationaal scheidsgerecht; ook stelt het de invoering van een internationale taal naast de landstaal verplicht. Man en vrouw hebben gelijke rechten; de opvoeding moet voor de kinderen van beiderlei kunne dezelfde zijn. Het sociale vraagstuk [de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders] wil het Bahaïsme oplossen door opeenhoping van kapitaal tegen te gaan. Het pleit voor een sterke successie-belasting en een hoofdelijke bijdrage van alle burgers waaruit een pensioen voor de arbeiders bekostigd kan worden. Het handhaaft het privaat bezit en kant zich tegen alles wat aan communisme en socialisme, herinnert.

De Bahaïsten zijn overtuigd, dat zo er eenheid van godsdienst komt, er ook eenheid onder de mensen zal komen. Voortdurend wijzen zij op de punten die alle godsdiensten gemeen hebben; alles wat verdeelt, is huns inziens met religie in strijd.

Als een soort kerkenraad bestaat in elke Bahá’í-gemeente, een college van op zijn minst negen leden, het “Huis der Gerechtigheid” genaamd, dat twistpunten over de leer of ook twistpunten van particuliere aard onder de leden beslist.

Een voorname aangelegenheid is bij de Bahaïsten de opvoeding, die plaats vindt in “tuintjes”. Zo heeft men in Duitsland Vredestuintjes, Rozentuintjes, Zonnetuintjes e.d. waarin bij wijze van Zondagsschool, kinderen van 4 tot 16 jaar worden voorbereid tot het humanitair-religieuze leven.

Wanneer men een Bahaïst vraagt, waarom hij zich niet met het Christendom kan vergenoegen, geeft hij toe dat alles wat het Bahaïsme verkondigt, reeds in het Christendom is gegeven, maar de Christelijke kerk heeft nagelaten haar leer in praktijk te brengen. Bovendien heeft de Christelijke kerk door haar triniteitsleer het monotheïsme verloochend; daarom moest, gelijk destijds de Christus een monotheïstische Jood is geweest, thans de Wereldleraar onder de Islam worden geboren, de enige godsdienst die met het Jodendom de eenheid Gods hooghoudt.

Dat men onder de Bahaïsten aan Duitsland een bijzondere roeping toekent, blijkt uit een congresrede, die de spreekster besloot met de woorden: “Ons geliefd Duitsland heeft een gans bijzondere belofte gekregen. Van hieruit moet over geheel Europa het geestelijke licht en de nieuwe goddelijke kracht uitgaan; na vernedering en smaad is de zon der goddelijke liefde aan het werk, om een heerlijke nieuwe lente te wekken!”. —

Nieuwe Rotterdamsche Courant 16 oktober 1925

Het artikel zal enkele maanden later ook worden opgenomen in het weekblad De Gereformeerde Kerk.

Sonne der Wahrheit

Hoofdpunten der Bahá’í-leer (Sonne der Wahrheit)

Sonne der Wahrheit

Geschiedenis en Betekenis der Bahá’í-leer (Sonne der Wahrheit)

Bad Mergentheim

Ter herinnering aan zijn bezoek, april 1913, wordt in Bad Mergentheim een monument voor ‘Abdu’l-Bahá onthuld, 1916

Esslingen

Bahá’í-bijeenkomst in Esslingen, 24 mei 1926

Bronnen — Sonne der Wahrheit maart 1921; Nieuwe Rotterdamsche Courant 16 oktober 1925; De Gereformeerde Kerk 21 januari 1926; Robert H. Stockman: ‘The Bahá’í Faith in England and Germany, 1900-1913’ In: World Order spring 1996; Hans Ulrich: De 20ste eeuw in een notendop - Amsterdam 2000; 100 Jahre Deutsche Bahá’í-Gemeinde 1905-2005 - Hofheim 2005; ‘German town re-erects monument’ In: Bahá’í World News Service 25 april 2007; Bahá’í Media Bank; Württembergische Landesbibliothek.

Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis