Theosophia februari 1922

Theosophia februari 1922

februari 1922

Het nieuws van het heengaan van ‘Abdu’l-Bahá bereikt via Londen ook Theosophia, het maandblad van de Nederlandse theosofen. Die zijn zeker al vanaf 1907 geïnteresseerd in wat zij noemen het ‘Bahaïsme’ of de ‘Baha’i-beweging’. In hun tijdschriften verschenen de afgelopen jaren meerdere bahá’í-gerelateerde berichten en artikelen. De naam ‘Abdu’l-Bahá is in theosofische kringen dus meer dan alleen bekend.

Theosophia februari 1922:

— Naar “Theosophy”, het officieel orgaan der Theosofische Vereniging in Engeland, ons meedeelt, is ‘Abdu’l-Bahá ‘Abbás, de leider van de Bahaï-beweging op 28 november in Haifa, Palestina overleden. Zijn eerwaardige figuur en Zijn welsprekend pleidooi voor internationale vrede en broederschap onder de mensheid, zal in warme herinnering blijven van de velen, die Hem ontmoetten, gedurende Zijn reizen door Europa en Amerika, kort voor het uitbreken van de oorlog. Hij was de derde van de drie grote leiders der Bahaï-beweging, die in 1844 werd opgericht door een jonge Pers, die de titel Báb (Poort) aannam, en Die verkondigde dat Hij de weg bereidde voor één, groter dan Hijzelf, Die na Hem komen zou. Met de Báb begon een nieuw tijdperk in godsdienst en beschaving; Hij wekte het Perzische volk op tot reinheid van gedachte en leven, en tot het opgeven van de bijgelovige denkbeelden en gewoonten waartoe zij vervallen waren. Hij en Zijn volgers werden bitter vervolgd door de mohammedaanse leiders, zodat na slechts 6 jaar van prachtige en onzelfzuchtige toewijding de Báb het slachtoffer werd van de fanatieke woede Zijner vijanden, de borst doorboord van duizenden kogels. Na Zijn dood werd een andere jonge Pers, Bahá’u’lláh, de leider der beweging. In 1863 verklaarde Hij Degeen te zijn, Dien de Báb had aangekondigd. Hij richtte Zijn boodschap niet tot één volk, godsdienst, ras of land, maar tot allen, om hen op te wekken zich in de naam van Eén God, de Vader en Schepper van allen, te verenigen in de erkenning van hun universele broederschap. Zo werkte Hij voor één taal, voor verplicht onderricht van meisjes zowel als van jongens, voor gelijke rechten der beide seksen, en voor het opheffen van de tegenstellingen van rijkdom en armoede. Evenals Zijn voorganger werd ook Hij bitter vervolgd en tenslotte verbannen uit Zijn land, tot Hij in 1892 op vijf en zeventigjarige leeftijd te Palestina stierf. Zijn oudste zoon ‘Abdu’l-Bahá ‘Abbás volgde Hem op, en heeft door Zijn eenvoudig en waar leven het werk van Zijn vader op krachtige wijze voortgezet. Terwijl bij Diens dood Zijn volgelingen een half miljoen telden, nagenoeg alleen in Perzië en omringende landen, bedraagt hun aantal nu vijf maal meer en is verspreid over alle vaste landen, vanaf Japan in het Oosten tot Californië in het Westen, van de Eskimo’s in het Noorden tot Australië in het Zuiden. Het is zeker een merkwaardig verschijnsel in onze wondervolle tijd dat deze omvangrijke beweging te danken is aan het werk van slechts drie mensen, die bovendien een groot deel van Hun leven in gevangenschap doorbrachten. Toen ‘Abdu’l-Bahá in 1908 vrij kwam, als gevolg der Turksche Revolutie, reisde Hij naar Egypte, Europa en Amerika, om de zaak van Vrijheid en de Eenheid der mensheid te bepleiten. Gedurende de oorlog woonde Hij in Palestina, in gestrenge afzondering, doch daarna werd zijn tehuis het doel van talloze bedevaarten van pelgrims uit alle hoeken der wereld. Mohammedanen en Christenen, Joden en Zoroastrianen, Amerikanen en Japanezen, Engelsen en Turken. Geraadpleegd door allen, van de hoogste regerings-ambtenaren tot de laagste volksklassen, leefde Hij uitsluitend voor het welzijn Zijner medemensen tot de dag van Zijn dood. Doch hoewel zulke mensen overgaan naar de andere zijde, gaat hun invloed niet verloren, doch blijft even krachtig als toen zij nog op aarde wandelden.’ —

Theosophia

Theosophia

Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis