George Nypels tussen Akka en Haifa
George Nypels
Na onvoltooide studies geneeskunde en rechten te Amsterdam vindt de Maastrichtenaar George Nypels (spreek uit: Niepels) tenslotte zijn draai als ‘bijzondere correspondent’ voor het Algemeen Handelsblad in Barcelona. En als de Grote Oorlog voorbij is, biedt diezelfde krant hem de mogelijkheid om als ‘reiscorrespondent’ door heel Europa te trekken en ter plaatse verslag te doen van de politieke situatie. Zijn vele meerdelige reportages, met titels als ‘Weense Reisimpressies’ (1919), ’Om de Aegaeïsche Zee’ (1921), ‘Het Proces Hitler’ (1924), of ‘De Bolsjewieken en de Randstaten’ (1925) verschijnen onder naam en maken hem bekend.
Dus als Nypels in januari 1926 naar Constantinopel reist om er verslag te gaan doen van het nieuwe Turkije, kennen de lezers inmiddels zijn grote nieuwsgierigheid, zijn scherp oog voor detail en zijn vlotte, soms wat cynische, schrijfstijl. Na begin maart uit Damascus te hebben bericht over de opstand tegen het Franse bestuur, reist Nypels diezelfde maand via Beiroet per auto naar het onder Brits bestuur staande Palestina — “de mooiste en interessantste weg om Palestina binnen te komen.” — En hij vervolgt:
— “De weg langs de oude Phoenicische kust van de Middellandse Zee werd vroeger met de uiterst passende naam van ‘Boulevard der Kruisridders’ aangeduid. Op de kale bergen, die we langs rijden, is echter van deze oude krijgsglorie niet veel meer te bespeuren dan hier en daar een ruïne van een oude burcht. […]
Tussen de grens en Akko (Arabisch - Akka) blijken de Engelsen hun weggedeelte niet veel beter of slechter te onderhouden dan de Fransen […] Eerst wanneer we Akko het vroegere Ptolemaïs, daarna St. Jean d’Acre der kruisridders, rechts hebben laten liggen en we op het prachtige strand van de baai tussen deze stad en Haifa gekomen zijn, kan de chauffeur vol gas geven en gaat het in razende vaart over dit steeds door de golfslag (eb en vloed kent de Middellandse Zee haast niet) vochtig en hard gehouden strand van fijn zand, dat door de Nijl in zee en door de stroom en de wind hierheen gevoerd wordt. Dit binnenrijden van Palestina, met achteruit de prachtige oude wallen van de zeevesting Akko, vooruit de hoge Karmel, God’s berg, aan welks voet Haifa ligt, rechts de mooie baai en links de duinen met hier en daar moeras vol hoge dadelpalmbomen […] is een lust en heel de lange reis in een volgepakte auto van Beiroet tot hier waard.
’s Avonds, als de zon bloedrood ondergegaan is in de zee en de jakhalzen komen azen op wat de golfjes op het droge geworpen en de vissers achtergelaten hebben, kan men deze lelijke beesten in de zoeklichten der auto zien staren, zo geschrokken, dat ze blijkbaar niet meer weg kunnen lopen. Dan is het heerlijk op het strand tussen Akko en Haifa. Dan kan men zich slecht voorstellen, dat deze half cirkelvormige zandstrook van 17 km, die zo glad is, dat men zelfs nooit een weg tussen beide steden aanlegde, eens er uit zal zien, als twaalf jaar geleden, om precies te zijn op 14 Februari 1914, geprofeteerd werd door de laatste der Syro-Palestinensische profeten, door Sir Abbas Effendi ‘Abdu’l Bahá, (d.i. de Dienaar van de Glorierijke) in 1919 door koning George V benoemd tot ridder in de Most Excellent Order of the British Empire, de chef van de sekte der Bahaïsten, die gestorven is te Akko en begraven werd te Haifa in November 1921; een profetie, die zeker allen zal interesseren die Palestina kennen of er belangen hebben: — ‘In de toekomst zal de afstand tussen Akko en Haifa bebouwd worden en de twee steden zullen elkaar ontmoeten en de handen ineen slaan, waarna ze de uiteinden zullen worden, van één machtig metropolis. Zoals ik het thans zie, zal het een der eerste steden van de wereld worden. Deze halfcirkelvormige baai zal een der mooiste havens worden, waarin schepen van alle natiën toevlucht zullen zoeken. De grote schepen van alle volkeren zullen naar deze haven komen, op hun dekken duizenden mannen en vrouwen uit alle werelddelen aanbrengend. De berg en de vlakte zullen met de meest moderne gebouwen en paleizen bezaaid worden. Industrieën zullen gevestigd, verschillende inrichtingen van filantropische aard gesticht worden. De bloem der beschaving en cultuur van alle naties zal hier gebracht worden om tezamen de weg te bereiden voor de broederschap der mensen. Prachtige tuinen, boomgaarden, en parken zullen overal aangelegd worden. ‘s Nachts zal deze grote stad elektrisch verlicht zijn en de hele haven van Akko tot Haifa zal één geïllumineerd pad zijn. Sterke zoeklichten zullen op beide uiteinden van de berg Karmel geplaatst worden om de schepen te leiden. De berg Karmel zelf zal van de top tot de voet gedompeld worden in een zee van licht. Iemand, die op de top van de Karmel staat, en de passagiers op de stoomboten die binnenvaren, zullen het prachtigste en meest majestueuze schouwspel van de hele wereld zien’. — Maar over deze Sir Abbas, zijn voornamelijk van hier uit verbreiden nieuwe godsdienst, Akko, Haifa en de Karmel schrijf ik nog wel eens afzonderlijk.” —
— Algemeen Handelsblad 17 juli 1926
— “Haïfa zelf biedt de toerist niet veel merkwaardigs; men gaat er slechts heen voor de Karmel, die er vlak boven ligt, en voor Akko, dat 17 km noordelijk ligt, maar waar geen hotel is. […] Het stadje zelf is en blijft een verschrikking, onzeggelijk vies en vuil […]
Maar vlak achter Haïfa verheft zich, direct al 200 meter hoog, de berg Karmel; Kerem-el, de Boomgaard, Wijngaard van de Heer; en zolang als deze berg nog niet vol-getimmerd zal wezen met lelijke villa’s en hotels — het nieuwe Haifa breidt zich al onrustbarend in die richting uit — zal het een lust blijven voor al wie langs deze weg naar het Heilige Land komen.
Men weet, dat deze Berg, die, ook als het zomers in Haïfa ondragelijk heet en klam wordt, groen blijft, dankzij de dauw, die een uiterst weelderige en rijke flora, ook in de grootste zomerhitte en in de lange maanden zonder regen, in leven houdt, sedert de oudste tijden als iets heerlijks bezongen werd. De profeet Jesaja noemt Karmel in één adem met de Libanon; en in het Hooglied van Salomo (7 v. 5) vergelijkt deze het hoofd van de bruid met Karmel: ‘Uw hoofd op u is als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper’. […]
Wie gelooft in de profetie van ‘Abdu’l-Bahá: dat hier de schitterende en geweldige hoofdstad van het rijk der vreedzame broeders komen zal […] haaste zich. Nog is er plaats te over om […] hier rustig in een pensionnetje […] of in een eigen tent te gaan genieten van veel natuurschoon, een heerlijk klimaat en veel oud-testamentische herinneringen en romantiek. […]” —
— Algemeen Handelsblad 23 juli 1926
— “Dit Oosten is nog weinig veranderd. De Fordjes zijn in het beeld wel heel erg [lelijk], maar ze zijn toch ook gemakkelijk, want ze brengen ons voor weinig geld de hele dag door over deze prachtige natuurlijke autorenbaan heen en weer tussen het heerlijke Akko en het vieze Haifa, waar nu eenmaal alleen hotels zijn. Alles is hier verder nog als vroeger: de natuur, de kamelen, de Arabieren en de vissers, […] Zo als dit strand er nu ligt moet het steeds geweest zijn. De beek Kison, […] stroomt hier in zee, na achter de duinen een breed moeras gevormd te hebben, waarlangs de prachtigste dadelpalmen groeien maar ook de gevaarlijkste muskieten huizen. […]
Naar dit Akko ook werd door de Turkse regering in 1868 de ‘Báb’ Bahá’u’lláh, de opvolger van de ‘Báb’ Mírzá ‘Alí-Muhammad (stichter van de sekte der Bahaïsten) verbannen, en zo nu en dan in de genoemde citadel-gevangenis opgesloten. Het lichaam van de eerste ‘Báb’ (d.i. Poort), die in 1850 te Tabriz in Perzië de martelaarsdood stierf, werd naar Akko overgebracht; zijn opvolger Bahá’u’lláh ligt er eveneens begraven, en de derde ‘Báb’, ‘Abdu’l-Bahá, heeft er tot zijn dood geleefd en gepredikt. Zo is Akko, behalve bezienswaardigheid, vol historische herinneringen […] en prachtige oude wallen in een heerlijke natuur, ook bedevaartplaats geworden naar de graven van de stichters van deze nieuwe godsdienst — die vooral in Amerika zeer veel en zeer rijke aanhangers telt — en plaats waar Sir Abbas Effendi ‘Abdu’l-Bahá, de derde ‘Báb’, zijn meeste leerstellingen heeft verkondigd, en vanwaar hij zijn vermaningen aan de machtigen van deze aarde richtte.” —
— Algemeen Handelsblad 24 juli 1926
Na een verblijf van slechts enkele dagen treint Nypels van Haifa naar Cairo. Hij wordt in een veerpond het Suez-kanaal overgezet, omdat de draaibrug bij El-Katara, waarover Ahmad Yazdani en Ibn Asdaq in 1920 naar Nederland waren gereisd, inmiddels is afgebroken. Via Port Said en Marseille keert hij begin mei terug in Europa. Thuis in Blaricum werkt hij zijn Palestina-aantekeningen uit tot een reeks geïllustreerde artikelen met titels als: ‘De Droezen en hun godsdienst’, ‘Van Syrië naar Palestina’ en ‘Haifa en de Karmel’. Ze verschijnen in de maanden juni en juli in de krant.
Nypels heeft zijn beschrijving van ‘Abdu’l-Bahá’s toekomstvisie op de ontwikkeling van het gebied, vrijwel zeker ontleent aan John Esslemont’s in 1923 uitgegeven boek Bahá’u’lláh and the New Era. Zou hij dit eerste ‘handboek van het Bahá’í Geloof’ via zijn bahá’í dorpsgenoten George en Anna Enzlin of Henri van Ginkel hebben verkregen?
‘De berg Karmel zelf zal van de top tot de voet gedompeld worden in een zee van licht.’
‘Prachtige tuinen, boomgaarden, en parken zullen overal aangelegd worden.’
Bronnen — Star of the West 28 april 1918 p. 29; J.E. Esslemont: Bahá’u’lláh and the New Era - London 1923 p. 212-213; Algemeen Handelsblad 16 juli, 17 juli, 23 juli en 24 juli 1926; Henk van Renssen: De Revolutieverzamelaar; George Nypels, reiscorrespondent tussen de wereldoorlogen - Amsterdam 2006; Regionaal Historisch Centrum Limburg.
Lees ook: Historische foto's van het Mausoleum van de Báb
Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis