'Abdu'l-Baha in Egypte

Abdu'l-Bahá Egypte

Het huis van ‘Abdu’l-Bahá in Ramleh

Zonder voorafgaande kennisgeving vertrekt ‘Abdu’l-Bahá op een middag in september 1910 met een stoomschip van de Khedivial Mail van Haifa naar Port Said in Egypte.

Van daaruit gaat Hij in oktober scheep voor de overtocht naar Europa. Zijn 13-jarige kleinzoon Shoghi Effendi vergezelt Hem. Maar bij de tussenstop in Alexandrië gaat Hij om gezondheid-redenen weer van boord en stelt zijn reis uit. In Ramleh (het Duin), een buitenwijk ten noordoosten van de stad, neemt Hij Zijn intrek in een hotel. Een Egyptische bahá’í ooggetuige herinnert zich:

— ‘In afwachting van Zijn komst verzamelde er zich een menigte voor Hotel Victoria. Plotseling werd het stil, een serene rust, en ik wist dat Hij was gekomen. Ik keek. Daar was Hij! Hij liep door de menigte — langzaam, majestueus, met een stralende glimlach, terwijl Hij de gebogen hoofden aan weerszijden begroette. Ik kon slechts een vage indruk van Hem krijgen, omdat ik niet in de buurt van Hem kon komen. Het geluid van de wind en de branding van de nabijgelegen kust overstemden Zijn woorden zodat ik Hem nauwelijks kon horen. Toch ging ik blij weg.
Een paar dagen later werd er voor Hem en Zijn gezin een villa gehuurd, niet ver van Hotel Victoria. Het was in de beste woonwijk, naast de prachtige Middellandse Zee en het strand. Zoals alle villa’s in dat gebied had die een tuin met bloemen en bloeiende struiken. Het was daar dat ‘Abdu’l-Bahá ervoor koos een grote verscheidenheid aan notabelen, publieke figuren, geestelijken, aristocraten en schrijvers te ontvangen — maar ook arme en wanhopige mensen.’ —

— Ali M. Yazdi

‘Abdu’l-Bahá geeft in Egypte geen toespraken voor een groot publiek, zoals Hij dat later in Europa en Noord-Amerika wel zal doen, maar Zijn woning groeit weldra uit tot een druk bezochte ontmoetingsplaats voor pelgrims uit Perzië, Rusland, India, Engeland en de Verenigde Staten. — ‘Elke avond ontmoeten we elkaar in het huis van ‘Abdu’l-Bahá en onze bekers raken overvol’, schrijft een van hen.

Egypte — formeel een gouvernement van het Ottomaanse Rijk, maar in de praktijk onder Brits gezag — is in die tijd het modernste land van de Arabische wereld. Er wonen bahá’ís in Port Said, Alexandrië en Cairo. De komst van ‘Abdu’l- Bahá is nieuws. Een bahá’í schrijft vanuit Ramleh aan zijn Amerikaanse geloofsgenoten: — ‘Allen gaven hun mening over ‘Abdu’l-Bahá. Niemand kon zich echter een rechtvaardig en onpartijdig beeld van Hem vormen. Feiten werden overdreven en in elke krant trof men overvloedig verkeerde voorstellingen.’ —

De aanvankelijk gebrekkige berichtgeving verandert compleet als ‘Abdu’l-Bahá twee hoofdredacteuren uitnodigt voor een interview, de ene van het dagblad Al-Mu’ayyad (De Medestander), en de andere van het Perzische geïllustreerde weekblad Chihrih-Nama (Beeld-Brief), beiden uit Cairo.

Hoewel hij enkele weken eerder nog een artikel had gepubliceerd tegen de Zaak van Bahá’u’lláh, neemt de redacteur van Chihrih-Nama de uitnodiging aan. Na het interview schrijft hij aan zijn collega’s: — ‘Ik heb werkelijk veel baat gehad bij mijn ontmoeting met ‘Abdu’l-Bahá. De Arabische kranten wachten nu met spanning op mijn verslag. U zult mijn artikel in editie nr. 20 moeten lezen. Ik denk dat u het hogelijk zult waarderen. Ongetwijfeld zullen sommigen mij belasteren en mij ervan beschuldigen dat ik ben omgekocht, maar dat kan me niet schelen. Ik heb de waarheid gezien en ik zal de waarheid schrijven, wat er ook mag gebeuren.’ —

In de editie van 16 oktober is ook de hoofdredacteur van Al-Mu’ayyad vol lof: — ‘Hoewel Hij het grootste deel van Zijn leven in Akka, Syrië, heeft gewoond, zijn er toch miljoenen mensen in Perzië, India, Europa en Amerika die Hem volgen en respecteren tot het punt van aanbidding toe. Wie met Hem omgaat, treft een man aan Die kennis heeft van alle onderwerpen van menselijk belang. Hij is welbespraakt en zijn woorden bekoren het hart en verlichten de ziel. Zijn leringen en gesprekken draaien om de kern van de grootste problemen van de wereld: het volledig uitbannen van religieuze, raciale en patriottische vooroordelen en het leggen van de basis van een broederschap en eenheid die door de eeuwen heen zal voortduren.’ —

Met betrekking tot deze laatste schrijft ‘Abdu’l-Bahá Zelf aan een Amerikaanse bahá’í:

— ‘Bijgevoegd een knipsel uit de krant Al-Mu’ayyad, de eerste krant van Egypte; de redacteur ervan staat wereldwijd bekend om zijn kennis. Vroeger schreef deze persoon, op instigatie van enkele invloedrijke, hier wonende Perzen, vele artikelen tégen deze Zaak en noemde hij de bahá’ís ‘ongelovigen’. Maar toen ‘Abdu’l-Bahá in dit land aankwam, werd hij door één interview volledig veranderd en sprak hij al zijn eerdere artikelen met dit laatste tegen. Zie hier een rechtvaardig mens!’ —

— ‘Abdu’l-Bahá

Kortom, eind oktober is er met betrekking tot ‘Abdu’l-Bahá geen negatieve berichtgeving meer. Ook in andere dagbladen, zoals Al-Muqattam (een krant vernoemd naar een heuvel nabij Cairo) en Wadía’n-Níl (Vallei van de Nijl) verschijnen nu lovende artikelen. De Amerikaanse Bahá’í News bericht: — ‘In een lang artikel van 28 november verdedigt het dagblad Al-Muqattam in de meest gloedvolle bewoordingen de leringen van ‘Abdu’l-Bahá. Hiermee niet tevreden, citeert de redacteur uit het Boek van Aqdas waarin Bahá’u’lláh alle despotische heersers beveelt hun absolutisme opzij te zetten en een Grondwet te aanvaarden en in hun koninkrijk Huizen van Gerechtigheid op te richten. Hij berispt zelfs de andere journalisten in de krachtigste bewoordingen en vestigt de aandacht op de verantwoordelijkheden en plichten die hun positie met zich meebrengt - dat wil zeggen, feiten en realiteiten brengen en geen onwaarheden en beschuldigingen.’ —

Het nieuws van ‘Abdu’l-Bahá’s komst naar Egypte siepelt ook door naar Europa. De Britse theosoof Wellesley Tudor-Pole verblijft eind november in Ramleh en bezoekt ‘Abdu’l-Bahá. Bij terugkeer in Londen wordt hij geïnterviewd door een vertegenwoordiger van The Christian Commonwealth. Tudor-Pole:

— ‘Ja, ik ontmoette ‘Abdu’l-Bahá nabij Alexandrië, waar hij verblijft met enkele van Zijn volgelingen. […] Men voelt direct dat hier een Meester en wonderbaarlijke spirituele persoonlijkheid aanwezig is. Hij leek, naar het mij voorkwam, op een werkelijk goddelijke manier het geestelijke ideaal van de komende tijd te belichamen. Wanneer men in contact is gekomen met de macht van ‘Abdu’l-Bahá, of liever gezegd de macht áchter Hem, twijfelt men er niet aan dat deze beweging een vitale invloed zal hebben op de religieuze en sociale evolutie van de gehele wereld. Aan Zijn tafel ontmoette ik pelgrims die uit vele delen van de wereld waren gekomen om Zijn zegen te ontvangen en die bijna elk geloof vertegenwoordigden dat de wereld kent. Joden, mohammedanen, hindoes, zoroastriërs en christenen zaten rond één tafel, allen vasthoudend aan dit ene grote geloof — dat God opnieuw een van Zijn Boodschappers naar de aarde heeft gestuurd, en dat de grote oproep die in Bahá’u’lláh was belichaamd, de oproep is voor de eenheid van naties, de broederschap der mensheid, de vrede van de hele wereld, en de verwezenlijking van die fundamentele waarheden welke ten grondslag liggen aan alle religies. Bahá’u’lláh zei niet tegen de christen: “Verlaat uw religieuze orde”, en Hij zei ook niet tegen de mohammedaan: “Keer uw geloof de rug toe”. Hij sprak tegen allen: “Ga en leef uw geloof uit in eenheid en broederschap met de gehele mensheid, en laat zo zien dat achter alle uitingen van religie slechts één religie en één God schuilgaan”.’ — 

— Wellesley Tudor-Pole

Het interview verschijnt in de editie van 28 december 1910 en wordt twee weken later onder de titel ’Een merkwaardige beweging in het Oosten - een bezoek van ‘Abdu’l Bahá in Alexandrië’ overgenomen door het Nederlandse ‘weekblad voor maatschappelijke en geestelijke stromingen’ Eenheid.

De aandacht van de Egyptische pers houdt aan. Opmerkelijk is in dat verband een ingezonden brief die Al-Ahram (De Piramiden) op 19 januari 1911 publiceert. Onder de kop ‘Abbas Effendi de Leider van de Bahá’ís’ schrijft de krant uit Cairo:

— ‘De grootheid van de Leider der bahá’ís, Abbas-Effendi, is voortdurend het onderwerp van gesprek onder bestuurders en staatslieden. De wijzen van Alexandrië en de notabelen van die stad betuigen Hem veel respect en eer. […] Wij hebben zojuist uit Syrië een brief ontvangen van de beroemde geleerde Shoghi Effendi, waarin deze Abbas Effendi prijst, zijn religie uitlegt en bepaalde argumenten in Zijn voordeel aanvoert.’ — De krant citeert:

— “Met betrekking tot Zijn moraal en karakter is Hij het voorbeeld van waardigheid en perfectie. Hij is genadig, genereus, nobel, filantropisch, liefdadig en vol welwillendheid. Hij is aardig voor de armen en geduldig voor de behoeftigen. Hij maakt geen enkel verschil tussen de aanhangers van welke religie dan ook, of het nu christenen, joden, mohammedanen of brahmanen zijn. Voor Hem zijn zij allen hetzelfde, Hij beschouwt hen als onderdeel van dezelfde mensenfamilie en niet van hun specifieke religie. Het doel van Zijn beweging is de eenheid van religies in de wereld en hun gelijkheid onder de mensenkinderen. Hij denkt dat de verschillen in religie de vooruitgang van de wereld belemmeren en Hij gelooft dat het wegnemen van die verschillen de mensheid ten goede zal komen. […]
Terwijl ik in Ramleh was, bracht ik tweemaal een bezoek aan Abbas Effendi en heb ik gezien hoe de armen en behoeftigen zich rond Zijn huis verzamelden, wachtend tot Hij naar buiten zou komen. En wanneer Hij verschijnt, smeken zij om aalmoezen en Hij geeft hen die. […]
Vele groten van dit land en afgevaardigden uit andere landen hebben Hem ontmoet en Hij gaf elk van hen een persoonlijk interview. Niemand heeft Hem bezocht zonder onder de indruk te raken van Zijn aanwezigheid, Zijn kwaliteiten te prijzen en zich te verwonderen over Zijn grootmoedigheid en Zijn verbazingwekkende geest. […]” —

— Shoghi Effendi

Zelf schrijft ‘Abdu’l-Bahá over die dagen:

— ‘Nu heeft ‘Abdul-Bahá, Zich met de grootste kracht, vanuit het land van gevangenschap naar het land Egypte gespoed. God zij geprezen dat Hij door de milddadigheid en voorzienigheid van de Gezegende Volmaaktheid nog maar net in Alexandrië was geland of het Woord van God werd verbreid en de melodie van het Abha Koninkrijk gehoord.
De kranten schreven ontelbare artikelen. Sommige gaven de grootste lof; anderen waren verontwaardigd en zeiden: “De komst van deze persoon naar dit land zal de fundamenten van religie doen schudden en oude gebruiken en conventies in stukken breken. Hij trekt een ieder aan die Hem ontmoet en wanneer Hij in een bijeenkomst Zijn mond opent, schept dat geloof in het hart van de loochenaars.” De kranten schrijven nog steeds gedetailleerde artikelen en zullen daarmee voortgaan.’ —

— ‘Abdu’l-Bahá

Na een bezoek aan Cairo vertrekt ‘Abdu’l-Bahá op 11 augustus 1911 vanuit Alexandrië met het stoomschip Corsica naar Marseilles voor zijn eerste reis naar Europa.

Op 2 december is Hij weer terug in Ramleh om daar de wintermaanden door te brengen. Het Perzische Nieuwjaarsfeest, Naw Ruz 1912, wordt gevierd met een diner voor 85 vrienden in Hotel Victoria. En enkele dagen later, 25 maart, vertrekt ‘Abdu’l-Bahá met het stoomschip Cedric van de White Star Line vanuit Alexandrië naar Napels voor de oversteek naar New York.

— ‘Ik zal het toneel van Zijn vertrek nooit vergeten, toen Hij het huis uitkwam en Zich omdraaide om Zijn laatste afscheid te zwaaien naar Zijn ontroostbare familie die vanaf de veranda toekeek. Ze maakten zich grote zorgen over Zijn veiligheid en welzijn. Hij was achtenzestig jaar oud. Hij had veel ontberingen gekend en zware beproevingen doorstaan. Hij had veertig jaar van Zijn leven in gevangenschap doorgebracht. En nu ondernam Hij een reis naar een ver land dat totaal anders was dan alle andere waaraan Hij was gewend.
Maar ‘Abdu’l-Bahá had een besluit genomen. En als Hij een besluit had genomen, kon niets Hem op andere gedachten brengen. Hij stapte door het tuinhek zonder om te kijken, liep enkele blokken langs de kust en nam vervolgens de elektrische tram naar Alexandrië, waar Hij aan boord zou gaan van het schip dat Hem naar New York zou brengen. Hij werd gevolgd door ongeveer dertig gelovigen die zwijgend achter Hem liepen. Ik was een van hen.’ —

— Ali M. Yazdi

Op 17 juni 1913 keert ‘Abdu’l-Bahá in Port Said terug van Zijn reis door Noord-Amerika en Europa. Hij zal tot 2 december in Egypte blijven en dan terugkeren naar Haifa.

Egypte

Haven van Alexandrië, c.1910

Alexandrië

Het centrum van Alexandrië

Egypte

De elektrische dubbeldek-tram naar Ramleh

Ramleh

Ramleh, 1914
Hotel Victoria bevindt zich bij tramhalte ‘Glymenopoulos’ (11, nu ‘Ramsis’) en het  huis van ‘Abdu’l-Bahá is het blokje’ aan de kust bij halte ‘Mazloum Pasha’ (12, nu ‘Kasr El Safa’)

Ramleh

Ramleh, aan de horizon de Middellandse Zee

Egypte

Amerikaanse bahá’ís op bezoek bij geloofsgenoten in Cairo, 1907

Bronnen — Bahá’í News 16 oktober 1910; Bahá’í News 4 November 1910; Bahá’í News 23 November 1910; Eenheid 14 januari 1911; Bahá’í News 19 januari 1911; Bahá’í News 7 februari 1911; Bahá’í News 2 maart 1911; Star of the West 28 april 1911; Karl Baedeker: Egypt and the Sudan, handbook for travellers - Leipzig 1914; Shoghi Effendi: God Schrijdt Voorbij - Den Haag 1983 (1944); Ali M. Yazdi: Blessings Beyond Measure, Recollections of ʻAbduʾl-Bahá and Shoghi Effendi - Wilmette 1988; Julio Savi: ‘Abdu’l-Bahá in Egypt, early September 1910 – 5 December 1913’. In: Lights of Irfan, book 14 - Irfan Colloquia; thejourneywest.org - 18 maart 2012: foto huis; Zolotarev Archives: foto haven van Alexandrië.

Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht