Kleine stukjes geluk

Kleine stukjes geluk

“In God We Trust”

‘Abdu’l-Bahá is nog maar net een week in de Verenigde Staten als Hij op vrijdagavond 19 april 1912, samen met Kate Carew, in New York naar de daklozenopvang van de Bowery Mission gaat.

Kate Carew - het pseudoniem van Mary Williams (1869-1961) - had gestudeerd aan de kunstacademie van San Francisco en daar gewerkt als kunstenaar en dagblad-illustrator. Haar grappige schetsjes van beroemdheden hadden haar een baan in New York bezorgd. Onder de naam ‘Kate Carew de Enige Vrouwelijke Karikatuur-tekenaar’, was zij bekend geworden om haar geïllustreerde interviews met de ‘rich and famous’.

Carew had die middag een afspraak met ‘Abdu’l-Bahá in het Ansonia hotel waar de New Yorkse bahá’ís een appartement voor Hem hadden gehuurd. Van die ontmoeting en de gebeurtenissen erna doet zij enkele dagen later, op haar geheel eigen wijze, verslag in de New York Tribune; haar reportage vult de gehele voorpagina van het tweede katern. Uit dat artikel:

— ‘Ik werd uitgenodigd om hen te vergezellen. ‘Abdu’l-Bahá beantwoordde mijn instemming met de meest Chesterfieldiaanse uitdrukking van genoegen. De heer Mills, president van de Bahaistische Vereniging in New York, had aan ‘Abdu’l-Bahá zijn auto ter beschikking gesteld.

Kunnen jullie je voorstellen hoe jullie tante Kate en ‘Abdu’l-Bahá hand-in-hand, door de gangen van het Ansonia, naar de auto liepen? Misschien waren de andere gasten wel helemaal niet verbaasd en afgunstig! Het zou kunnen! Ik voelde me in ieder geval nogal in de schijnwerpers gezet, ik putte echter moed uit de gedachte aan universele broederschap en bracht het er redelijk goed vanaf.

Toen we allemaal plaats hadden genomen in de auto - iedere centimeter bezet door een lid van het gevolg - betrapte ik me erop te denken wat een aardige kleine anecdote ik zou kunnen maken van deze gebeurtenis. Juist op dat moment zei de Meester met vriendelijke maar ferme stem tegen me: “Denk eraan, u mensen van de pers bent dienaren van het publiek. U interpreteert onze woorden en daden voor hen. Op u rust een grote verantwoordelijkheid. Denk daar alstublieft aan en neem ons serieus.” Gedurende het interview had ik vaak de neiging te zeggen: “Ach lieve oude man! O beste oude heer!” En ik voelde die nu meer dan ooit. Alsof er ook maar één iemand was die deze zuivere blanke ziel belachelijk zou kunnen maken.

Bij de Bowery Mission wachtte me een tweede verrassing toen ‘Abdu’l-Bahá en ik, nog steeds hand-in-hand — Hij wilde me gewoon niet loslaten — door een erehaag van talloze stadsgenoten snelden. Enkele van de jongedames hadden de armen vol bloemen, die vulden nadien de auto. In de zaal van de Bowery Mission waren ongeveer vierhonderd mannen aanwezig.

Juist voordat de dienst ten einde kwam [‘Abdu’l-Bahá hield een toespraak van zo’n twintig minuten, maar Carew vermeldt die niet] zag ik de voorganger stiekem het podium naderen en ‘Abdu’l-Bahá een groene stoffen zak overhandigen.

Natuurlijk was ik niet van plan dat te laten gebeuren zonder er alles over te weten te komen. Op mijn gefluisterde vraag antwoordde ‘Abdu’l-Bahá met een glimlach: “Een paar kleine stukjes geluk die ik aan de mannen ga uitdelen.”

Zoiets verwacht je toch niet! Ik had de verrassing van mijn leven! Want wat denk je dat die stukjes geluk waren? Zilveren kwartjes, ter waarde van tweehonderd dollar! Zo! Ik denk dat jullie dat ook niet hadden verwacht. Denk je eens in! Iemand die naar Amerika komt en geld uitdeelt; niet hier met de openlijke of verhulde bedoeling om het juist mee te nemen. Het lijkt ongelofelijk.

Mogelijk was ik een beetje klaar met louter woorden, ze gebruiken op de manier zoals ik dat zelf doe, maar die demonstratie van ‘Abdul Bahá’s geloofsbelijdenis heeft me meer overtuigd van de absolute oprechtheid van de man dan al het andere dat er was gebeurd.

En het ging allemaal zo onnadrukkelijk, zo plezierig, zonder enig vertoon of gedoe.

De Meester had de ogen steeds gericht op de vierde of vijfde verder in de rij, niet op de man die voor Hem stond, zodat, wanneer er een bijzonder wanhopig uitziend exemplaar aan de beurt was, Hij helemaal gereed was en hem in plaats van één kwartje er snel twee in de eeltige handpalm drukte. […]

Ik had Hem op het podium al goede nacht gewenst, dus mijn laatste beeld van ‘Abdu’l-Bahá was hoe Hij daar stond aan het begin van de rij bij de Bowery Mission, met een dozijn of wat verwaarloosden voor zich; elk een stukje zilver en een woord van zegening gevend.

En toen ik de door sterren verlichte nacht instapte, sprak ik bij mijzelf de woorden van een oosterse bewonderaar die Hem had beschreven als De Ademtocht van God.’ —

Kleine stukjes geluk

De ingang van de Mission bevindt zich onder een spoorbrug op Bowery 55 (1910)

Kleine stukjes geluk

‘Abdu’l-Bahá bij het hotel Ansonia op Broadway

Kleine stukjes geluk

Carew’s verslag in de New York Tribune van zondag 5 mei 1912

Kleine stukjes geluk

Verslaggever en illustrator Kate Carew

Bronnen — New York Tribune, zaterdag 20 april 1912; New York Tribune, zondag 5 mei 1912, part II; Annamarie Honnold: Vignettes from the Life of ‘Abdu’l-Bahá - Oxford 2006; Earl Redman: ‘Abdu’l-Bahá in Their Midst - Oxford 2011; Jonathan Menon [ed]: 239 days in America, a social media documentary - 2012; Robert H. Stockman: ‘Abdu’l-Bahá in America - Wilmette 2012.

Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht