Klimaatverandering

Klimaatverandering

Maeslantkering - Hoek van Holland

Passages uit een brief van het Universele Huis van Gerechtigheid

Klimaatverandering — […] Een van de meest urgente problemen van de mensheid in de huidige eeuw is hoe een groeiende, zich snel ontwikkelende en nog niet verenigde wereldbevolking op een rechtvaardige manier in harmonie kan leven met de planeet en haar eindige hulpbronnen. Er zijn nu eenmaal bepaalde biologische consequenties als een organisme de capaciteit van zijn ecosysteem negatief beïnvloedt of overschrijdt. De beperkte beschikbaarheid en onrechtvaardige verdeling van hulpbronnen heeft op vele manieren grote invloed op de sociale verhoudingen binnen en tussen landen, zelfs tot aan het punt van oproer en oorlog toe. En bepaalde vormen van menselijk handelen kunnen verwoestende gevolgen hebben voor het milieu. Het vraagstuk van de gevolgen van klimaatverandering, de mate waarin die door de mens wordt veroorzaakt, en hoe de effecten ervan kunnen worden getemperd, is vandaag de dag een belangrijk aspect van dit grotere probleem. De Openbaring van Bahá’u’lláh stelt direct en indirect een reeks van dergelijke zorgen aan de orde op een wijze die zich richt op een harmonie tussen de maatschappij en de wereld der natuur. Het is daarom essentieel dat bahá’ís bijdragen aan het denken en handelen betreffende dergelijke zaken.

— Tot de bahá’í-leringen behoort die welke gaat over het belang van wetenschap. “Groot waarlijk is de aanspraak van wetenschappers ... op de volkeren der wereld,” merkte Bahá’u’lláh op. ‘Abdu’l-Bahá schreef dat de “hedendaagse wetenschappen bruggen naar de werkelijkheid zijn” en benadrukte herhaaldelijk dat “religie in overeenstemming moet zijn met wetenschap en rede.” Veelbetekenend is dat, toen men Shoghi Effendi een wetenschappelijke vraag voorlegde, hij in een namens hem geschreven brief, reageerde met “wij zijn een religie en niet gekwalificeerd om zich over wetenschappelijke zaken uit te laten.” En in antwoord op wetenschappelijke kwesties die bij een aantal gelegenheden naar voren kwamen, adviseerde hij bahá’ís steeds dat zulke zaken door wetenschappers dienden te worden onderzocht.

— Het wetenschappelijk onderzoek naar de kwestie van de menselijke bijdrage aan het broeikaseffect heeft zich geleidelijk gedurende een eeuw van onderzoek en, meer recent, met intense grondigheid, ontplooid. Hoewel er uiteraard verschil van mening kan zijn onder individuele wetenschappers, bestaat er momenteel een opvallende mate van overeenstemming tussen deskundigen op de relevante gebieden over de oorzaak en de gevolgen van klimaatverandering. Degelijke wetenschappelijke resultaten, verkregen door de toepassing van degelijke wetenschappelijke methoden, produceren kennis waarop men kan handelen; uiteindelijk moeten de uitkomsten van handelen de toets van verder wetenschappelijk onderzoek en de objectieve feiten van de fysieke wereld doorstaan. In het spectrum van onderwerpen die ter discussie staan - waaronder de omvang van de menselijke bijdrage, voorspellingen van de mogelijke toekomstige gevolgen, en de verschillende antwoorden daarop - worden uiteraard sommige aspecten minder door wetenschappelijke bevindingen ondersteund dan andere en daarom onderworpen aan aanvullende kritische analyse.

— Een zo complex fenomeen als klimaatverandering, kan niet worden gereduceerd tot eenvoudige beweringen of simplistische beleidsmaatregelen. Zelfs als er overeenstemming is over een aantal onderliggende feiten, kan er een diversiteit aan opvattingen zijn over wat te doen in reactie op die feiten, en dat probleem wordt verergerd wanneer er onzekerheid over die basale feiten bestaat of wanneer zij om partijpolitieke redenen worden betwist. Maar hoewel er inderdaad een plaatselijke en hoogoplopende politieke component aan de publieke discussie kan kleven, is het opmerkelijk dat in een tijd waarin landen moeite hebben om overeenstemming te bereiken over talrijke belangrijke kwesties, de regeringen van bijna elk land op aarde een politieke consensus hebben bereikt over een gezamenlijk kader, binnen het akkoord van Parijs, om te reageren op de klimaatverandering op een wijze die naar verwachting in de loop van de tijd zal evolueren naarmate de ervaring toeneemt. Meer dan een eeuw geleden sprak ‘Abdu’l-Bahá over “eenheid van denken in wereldwijde ondernemingen, waarvan de voltooing pas later zal worden waargenomen.” De onlangs aangenomen internationale overeenkomst over klimaatverandering biedt, ongeacht de eventuele tekortkomingen en beperkingen die het mogelijk heeft, opnieuw een opmerkelijke demonstratie van die door ‘Abdu’l-Bahá voorziene ontwikkeling. De overeenkomst vormt een startpunt voor constructief denken en handelen dat kan worden verfijnd of herzien op basis van ervaringen en nieuwe bevindingen.

— Hoewel bahá’ís zich uit principe niet bezighouden met partijpolitieke aangelegenheden, moet dit niet zodanig worden opgevat dat dit de vrienden zou beletten om volledig en actief deel te nemen aan het zoeken naar oplossingen voor de dringende problemen waarmee de mensheid wordt geconfronteerd. Aangezien de kwestie van klimaatverandering wereldwijd aanleiding geeft tot maatschappelijke, economische en ecologische zorgen, hebben geïnteresseerde bahá’ís, bahá’í-instellingen en baha’i-vertegenwoordigers het vanzelfsprekend, op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau, aangepakt. Dit betekent echter niet dat conclusies over wetenschappelijke bevindingen betreffende klimaatverandering in verband met dergelijke initiatieven moeten worden geïnterpreteerd of gepresenteerd als zaken van religieuze overtuiging of verplichting. Verschillende bahá’ís zullen, gezien hun verscheidenheid aan achtergronden, ideeën over wetenschap en klimaatverandering op verschillende manieren begrijpen en zich gedreven voelen om anders te handelen, en er is geen verplichting voor hen om een uniformiteit van denken in dergelijke zaken te hebben. Wanneer bahá’ís deelnemen aan activiteiten die verband houden met dit onderwerp in de bredere samenleving, kunnen zij bijdragen aan een constructief proces door het debat boven partijpolitieke belangen en eigenbelang uit te tillen en te streven naar eenheid van denken en handelen. Een scala van bahá’í-denkbeelden kan aan deze inspanningen ten grondslag liggen; zo behandelt de brief van het Huis van Gerechtigheid van 1 maart 2017 bijvoorbeeld de morele kwesties van consumptie en overmatig materialisme die verband houden met de exploitatie en aantasting van de leefomgeving. In het begin zijn er ongetwijfeld veel niet-controversiële terreinen van overlap waar de inspanningen om de antropogene klimaatverandering aan te pakken overeenkomen met algemeen aanvaarde benaderingen om het leefmilieu te verbeteren. Het terrein van samenwerking met anderen kan worden uitgebreid naarmate ervaring en deskundigheid zich ontvouwen.

— In die delen van de wereld waar discussies rond antropogene klimaatverandering inderdaad ten prooi zijn gevallen aan een bijna onoverbrugbare tegenstellingen, moeten bahá’ís oppassen voor het gevaar dat deze verdeeldheidzaaiende partijpolitieke benadering wortel schiet binnen de gemeenschap. Dit kan heel goed betekenen dat sommige personen of instanties moeten nagaan in hoeverre hun opvattingen over de actie die nodig is tegen klimaatverandering een afspiegeling zijn van een houding die te extreem is, dat wil zeggen het probleem overdrijft danwel kleineert. Concepten en principes verbonden aan bahá’í-consultatie maken duidelijk hoe de vrienden met elkaar moeten omgaan en hoe zij moeten deelnemen aan sociaal overleg en sociale actie. Consultatie biedt een manier om een gemeenschappelijk inzicht te bereiken en een collectieve gedragslijn te definiëren. Het betreft een vrije, respectvolle, waardige en oprechte inspanning van een groep mensen om meningen uit te wisselen, waarheid te zoeken en consensus te bereiken. Een aanvankelijk verschil van mening is het startpunt voor het onderzoeken van een probleem, om zo meer begrip en consensus te bereiken; het mag geen oorzaak van wrok, afkeer of vervreemding worden. Door in eenheid te handelen, kan een conclusie over een bepaalde handelwijze worden getest en zo nodig in een leerproces worden herzien. Anders zullen, zoals ‘Abdu’l-Bahá uitlegt, “koppigheid en starheid in iemands opvattingen uiteindelijk leiden tot onenigheid en ruzie en zal de waarheid verborgen blijven.”

— Ook relevant voor deze deelname is een grotere waardering en toepassing van Bahá’u’lláh’s inzicht betreffende matiging. “In alle aangelegenheden is matiging wenselijk,” zo verklaart Hij. “Als iets tot in het extreme wordt doorgevoerd, zal het een bron van kwaad blijken.” Deze roep om matiging omvat met name de manier van spreken om een juiste conclusie te bereiken. “Het menselijk uitdrukkingsvermogen wil naar zijn aard invloed uitoefenen en behoeft matiging”, schrijft Bahá’u’lláh. “Het ene woord is als de lente, waardoor de tere jonge boompjes van de rozentuin van kennis uitlopen en bloeien, terwijl een ander woord gelijk een dodelijk vergif is”, legt Hij uit. “Het betaamt een verstandige en wijs mens om met uiterste mildheid en verdraagzaamheid te spreken, opdat de zoetheid van zijn woorden een ieder ertoe zal brengen om datgene te bereiken wat past bij de rang van de mens.” Bahá’u’lláh verwijst met matiging op generlei wijze naar louter compromis, de verwatering van de waarheid, of een hypocriete en utopische consensus. De matiging waar Hij toe oproept, eist een einde aan destructieve uitwassen die de mensheid hebben geteisterd en voortdurende onrust en strijd hebben veroorzaakt. Matiging in beraadslaging en actie staat in schril contrast met het eenzijdig door machtsuitoefening opleggen van opvattingen of het star vasthouden aan ideologische doelstellingen; beide belemmeren het zoeken naar waarheid en leggen de kiem voor een voortdurende onrechtvaardigheid. Een perspectief van matiging is een praktisch en principieel standpunt van waaruit men betrouwbare en verstandige ideeën kan herkennen en aanvaarden, ongeacht hun herkomst, en zonder vooroordeel. “Wie zich vasthoudt aan rechtvaardigheid, kan onder geen beding de grenzen van gematigdheid overschrijden”, verklaart Bahá’u’lláh. “Hij ontwaart de waarheid in alle dingen, door de leiding van Hem die de Alziende is.”

 

Bron — Brief van het Universele Huis van Gerechtigheid aan drie individuele gelovigen, gedateerd 29 november 2017 - bahai.org

Bekijk naast Klimaatverandering ook: Duurzaamheid en Rechtvaardigheid

Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht of Bahá’í visie