Mah-Ku - De Open Berg
De Caverne van Máh-Kú (William Daniell 1831)
Op instigatie van zijn eerste minister ziet Muhammad Sháh op het laatste moment af van een ontmoeting met de Báb. In plaats daarvan verbant hij Hem naar Máh-Kú een bergdorp in het uiterste noordwesten van het land, dicht bij de Turkse en de Russische grens. De Báb arriveert daar in de zomer van 1847 en wordt er vastgezet in een fort dat is gebouwd op een boogvormige richel binnen een reusachtige caverne van een steile bergwand die zich hoog verheft boven een versmalling van een uitgestrekte en dunbevolkte vallei.
Ondanks de afgelegen en ingesloten ligging van Zijn gevangenis spreekt de Báb in Zijn geschriften over de ‘Open Berg’. Dit heeft mogelijk te maken met de omstandigheid dat Hem na enige tijd wordt toegestaan om contact te houden met Zijn volgelingen.
Het is tijdens Zijn gevangenschap in Máh-Kú dat de Báb de Perzische Bayán (Uiteenzetting) schrijft. Met dit werk maakt Hij er aanspraak op de Imam Mahdí te zijn, geeft Hij Zijn uitleg van bepaalde eindtijd-passages van de Qur’an, legt Hij de wetten van de nieuwe religie vast, en benadrukt Hij de nabije komst van een messiaanse figuur die Hij aanduidt met de term ‘Hem-Die-God-zal-openbaren’ - de toekomstige ‘Zon van Waarheid’ of ‘Manifestatie van God’, zoals de Báb, Jezus, Muhammad en Zichzelf noemt.
De Britse oriëntalist Prof. E.G. Browne maakt in 1889 een eerste Engelse vertaling en samenvatting van de Perzische Bayán en merkt daarbij op:
— ‘[De Báb] claimde geen finaliteit voor Zijn openbaring, en verklaarde dat er na Hem een nog grotere (die Hij noemde “Hem-Die-God-zal-openbaren”) zou verschijnen voor de vervolmaking van datgene waarmee Hij was begonnen. In de boeken die op dat moment door de Báb waren samengesteld, is het merkwaardig om op te merken dat Zijn grootste zorg niet Zijn eigen lot betrof, maar de ontvangst die Zijn volgelingen zouden bereiden voor “Hem-Die-God-zal-openbaren”. Keer op keer, bijna op elke bladzijde, smeekt Hij hen om zich bij de volgende manifestatie niet te gedragen zoals de moslims zich bij deze hebben gedragen, en in gedachte te houden dat geen enkele openbaring definitief is, maar slechts de mate van de waarheid vertegenwoordigt waartoe het stadium van menselijke vooruitgang de mensheid in staat stelt om te ontvangen.’ —
— Prof. E.G. Browne
Enkele fragmenten uit de Perzische Bayán over ‘Hem-Die-God-zal-openbaren’ (ongeautoriseerde vertaling):
— ‘De Bayán zal God’s nimmer-falende waag blijven tot de Dag van Wederopstanding die de Dag is van Hem-Die-God-zal-openbaren. Al wie handelt in overeenstemming met dat wat daarin is geopenbaard zal in het Paradijs verblijven, onder de schaduw van Zijn bevestiging en worden gerekend tot de meest sublieme Letters in de tegenwoordigheid van God; terwijl een ieder die daarvan afwijkt, al ware het zoveel als de punt van een gerstekorrel, zal worden toegewezen aan het vuur en zal worden verzameld in de schaduw van verloochening.’ — [II-6]
— Ten tijde van het verschijnen van Hem-Die-God-zal-openbaren zullen de meest eminente der geleerden en de nederigste mens beiden op gelijke wijze worden beoordeeld. Hoe vaak niet heeft de minst beduidende de waarheid erkent, terwijl de meest geleerde in sluiers gehuld bleef.’ — [IV-18]
— ‘Ik zweer bij de allerheiligste Essentie van God - verheven en verheerlijkt is Hij - dat op de Dag van het verschijnen van Hem-Die-God-zal-openbaren het duizend keer doorlezen van de Bayán, het lezen van één enkel vers dat geopenbaard wordt door Hem-Die-God-zal-openbaren niet kan evenaren.’ — [V-8]
— ‘O volk van de Bayán! Als u gelooft in Hem-Die-God-zal-openbaren, gelooft u ten eigen voordele. Hij was steeds, en zal dat immer blijven, onafhankelijk van alle mensen.’ — [VII-15]
— ‘De daden van Hem-Die-God-zal-openbaren, zijn als de zon, terwijl de werken van mensen, op voorwaarde dat die overeenstemmen met het welbehagen van God, lijken op de sterren of de maan. ... Dus als de volgelingen van de Bayán de voorschriften in acht nemen van Hem-Die-God-zal-openbaren ten tijde van Zijn verschijning, en zichzelf en hun eigen werken beschouwen als sterren blootgesteld aan het licht van de zon, dan zullen zij de vruchten van hun bestaan hebben geoogst; anders zal de titel “ster” niet op hen van toepassing zijn. Veeleer zal die van toepassing zijn op hen die echt in Hem geloven, op hen die overdag in onbeduidendheid verbleken en in de nacht schitteren met licht.’ — [VIII-1]
— ‘De gelovigen van die Dag zijn de bewoners van het Paradijs, terwijl de ongelovigen de gevangenen van het vuur zijn. En weet voorzeker dat met het Paradijs de erkenning van en onderwerping aan Hem-Die-God-zal-openbaren wordt bedoeld, en met het hellevuur het gezelschap van zielen die nalieten zich aan Hem te onderwerpen of tevreden te zijn met Zijn welbehagen.’ — [VIII-14]
— Perzische Bayán
Het dorp Máh-Kú ligt weliswaar in een uithoek, maar niet geïsoleerd. Het is een veelgebruikte halteplaats voor karavanen op de route Trebizond-Tabriz. En karavanen verspreiden niet alleen goederen, maar ook ideeën en nieuws. Als het aantal volgelingen van de Báb in de regio groeit, lijkt Eerste Minister Hájí Mirzá Aqásí zijn fout te beseffen, temeer ook daar de Russische Gezant te Teheran, Prins Dimitri Dolgorukov, klaagt over de groeiende invloed van de Báb zo dicht bij de grens.
Op 10 april 1848 zal de Báb vanuit Máh-Kú worden overgebracht naar het fort van Chihríq, een Koerdisch dorp zo'n 200 km zuidelijker.
De vallei van Máh-Kú (1930)
Zicht op de caverne (c.1930)
De ruïnes van het fort (c.1930)
Torens van het fort (2019)
Zicht op de caverne (2019)
Het fort en de vallei vanaf de berg (zicht naar het westen, 2020)
Bronnen — Shoghi Effendi [ed]: The Dawnbreakers, Nabil’s narrative of the early days of the Bahá’í Revelation - Wilmette 1970, chapter XIII; Selections from the Writings of the Báb - Haifa 1976, II-1, II-7 en VI-15; Shoghi Effendi: God schrijdt voorbij - Den Haag 1983; Abbas Amanat: Resurrection and Renewal, the making of the Babi Movement in Iran, 1844-1850 - Ithaca 1989.
Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht