Het fort van Chihriq
Chihríq
Op 10 april 1848 wordt de Báb vanuit Máh-Kú overgebracht naar het fort van Chihríq, een Koerdisch dorp aan de Zola-rivier zo’n 8 kilometer ten zuidwesten van Salmás. De gouverneur van het fort, Yahya Khán Shakákí, is een zwager van Muhammad Sháh en een vertrouweling van diens eerste minister.
De Russische gezant te Teheran, Prins Dimitri Dolgorukov, rapporteert aan Sint Petersburg:
— ‘Meerdere keren reeds heb ik het Keizerlijk Ministerie geïnformeerd over een Moslim sektariër die de Báb wordt genoemd. Deze fanaat die, als gevolg van ongeregeldheden die hij in verschillende provincies van Perzië trachtte te veroorzaken, op mijn verzoek werd verwijderd van de Russische grens, staat nu onder strikt toezicht in een dorp niet ver van Urúmíyyih.’ —
— Prins Dimitri Dolgorukov
Hoewel het gevangenisregiem strenger is dan in Máh-Kú blijft het aantal bábís toenemen. De Amerikaanse arts Austin Wright, zendeling in het nabijgelegen Urúmíyyih, merkt op dat de Báb in Chihríq ‘vrijwel volledig is afgesloten van de buitenwereld’, maar dat desondanks het aantal bábís in het gebied ‘steeds talrijker’ wordt, en dat dit soms leidt tot ‘verhitte twistgesprekken’.
Om het tij te keren wordt de Báb eind juni - drie maanden na Zijn aankomst in Chihríq - op last van de eerste minister naar Tabriz geroepen om er te verschijnen voor een religieus tribunaal. Uit vrees voor ongeregeldheden reist Zijn escorte niet over Salmás en Khuy, maar via een omweg over Urúmíyyih, naar de provincie-hoofdstad.
Na verhoor en een bastonade wordt de Báb in augustus 1848 weer afgevoerd naar Chihríq om daar de resterende jaren van Zijn leven door te brengen. Wright merkt op:
— ‘Hij [de Báb] werd naar Chihríq afgevoerd, waar Hij zoals voorheen was afgesloten van de wereld. Toch onderhield Hij per brief contact met vele invloedrijke personen in verschillende delen van het land; en werden, hoe vreemd dat ook moge klinken, Zijn aanspraken in brede kring erkend.’ —
— Dr. Austin Wright
Over deze laatste jaren van de Báb schrijft Shoghi Effendi:
— ‘[Zij] gaven niet allen de officiële en openbare verkondiging van Zijn zending te zien, maar ook een nog niet eerder voorgekomen stroom van Zijn bezielde geschriften, die niet alleen de openbaring van de fundamentele wetten van Zijn Beschikking inhielden, maar ook de instelling van het Kleine Verbond dat de eenheid van Zijn volgelingen moest waarborgen en de weg effenen voor de komst van een onvergelijkelijk grotere Openbaring.’ —
— Shoghi Effendi
De voortdurende stroom van de Báb’s geschriften zal slechts worden onderbroken als Hem in de zomer van 1849 het nieuws bereikt over de bloedige climax van Tabarsí.
Kaart van Azerbaijan 1842: Mahoo (Máh-Kú), Tabreez (Tabriz), Khoi (Khuy), Charek (Chihriq), Urumia (Urúmíyyih)
Tenten bij de Zola rivier. Links het dorp Chihríq. Op de achtergrond het fort. (c.1920)
Het fort van Chihríq (zicht naar het zuiden)
De kale berg van Chihríq (2012). Het fort ging verloren in de Simko-revolte (1922) en de Salmás-aardbeving (1930)
Bronnen — Rotterdamsch Nieuwsblad 18 augustus 1922; Shoghi Effendi [ed]: The Dawnbreakers, Nabil’s narrative of the early days of the Bahá’í Revelation - Wilmette 1970, chapter XXIII; Selections from the Writings of the Báb - Haifa 1976, p.19, 20, en 22; Moojan Momen [ed]: The Bábí and Bahá’í Religions 1844-1944, some contemporary Western accounts - Oxford 1981 p.72-73; Shoghi Effendi: God schrijdt voorbij - Den Haag 1983, p. 33-34; Abbas Amanat: Resurrection and Renewal, the making of the Babi Movement in Iran, 1844-1850 - Ithaca 1989.
Lees ook: William Cormick ontmoet de Báb
Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht