Haziratu'l-Quds

Hazíratu’l-Quds

Koepel van de Hazíratu’l-Quds

In een brief aan de bahá’ís van het Oosten stelt Shoghi Effendi in 1925 dat het van groot belang is om bestuurscentra in te richten. Hij gebruikt daarvoor de ‘officiële en onderscheidende benaming’ Hazíratu’l-Quds, een Arabische term die hij in het Engels vertaalt met ‘sacred fold’ — ‘heilig oord’ of ‘onderkomen van het heilige’. (Bahá’ís in Nederland zullen na de Tweede Wereldoorlog afwisselend de benaming ‘Hazira’ en ‘Nationaal Bahá’í Centrum’ gaan gebruiken)

De Behoeder maakt duidelijk dat een Hazíratu’l-Quds moet dienen als ‘zetel van de Bahá’í Nationale Raad en als spil van alle Bahá’í bestuursactiviteit’. Het centrum bestaat bij voorkeur uit een vergaderzaal, een secretariaat, een bureau van de penningmeester, een archief, een bibliotheek, een uitgeverij, een aula, en een gasten-accomodatie.

Bovendien acht de Behoeder het wenselijk dat de Hazira zich in de nabijheid van een Bahá’í Huis van Aanbidding bevindt, opdat — “de vertegenwoordigers van de plaatselijke en nationale gemeenschappen, samen met de leden van hun afzonderlijke comités, wanneer zij dagelijks bij zonsopgang binnen zijn muren samenkomen, de nodige inspiratie zullen opdoen die hen in staat zal stellen om zich, gedurende hun dagelijkse werkzaamheden in de Hazíratu’l-Quds — het toneel van hun bestuurlijke activiteiten — van hun plichten en verantwoordelijkheden te kwijten, zoals dat de gekozen beheerders van Zijn Geloof betaamt.” —

De Hazira is dus in de kern een bestuurlijk centrum, maar in een brief aan de Amerikaanse Bahá’í-gemeenschap maakt de Behoeder via zijn secretaris duidelijk dat het gebouw ook voor andere activiteiten kan worden gebruikt:

— “Hoewel het Nationaal Bureau in Wilmette, door de Behoeder aangeduid als Hazíraru’l-Quds, in de eerste plaats een bestuurscentrum is, dient zijn gebruik in geen geval beperkt te blijven tot puur administratieve werkzaamheden, maar moet het ook de lokale en nationale activiteiten van sociale en beschouwelijke aard omvatten, die het beste zijn reputatie kunnen vestigen als het belangrijkste onderrichts- en bestuurscentrum van het geloof in de Verenigde Staten. Bij het uitvoeren van sociale activiteiten in het Nationaal Bureau dient echter grote zorg te worden besteed aan het strikt handhaven van de waardigheid van de plaats; vooral gezien de nabijheid van het Huis van Aanbidding. Het is in dit verband voor alle gelovigen essentieel om te voldoen aan de normen voor gedrag en sociale omgang die in de Bahá’í-leringen zijn vastgelegd. Ook als centrum van onderricht, alwaar bahá’í-lezingen, conferenties en bijeenkomsten, van zowel lokaal, regionaal als nationaal niveau, kunnen worden gehouden, kan de Hazíratu’l-Quds van onschatbare waarde blijken te zijn.” —

— Shoghi Effendi, brief 27 februari 1940

Vanaf circa 1940 worden er op verschillende plekken in de wereld zulke bahá’í bestuurscentra in gebruik genomen, zoals in India (1932), Irak (1939), de Verenigde Staten (1940), Egypte (1944) en Australië (1944). Ook de Hazira van Teheran behoort tot deze eerste centra. Een Perzische bahá’í schrijft daarover in 1932 aan het Amerikaanse Bahá’í tijdschrift Star of the West:

— “Zoals u wellicht weet, zijn wij sinds de afgelopen zes maanden bezig met het bouwen van een gehoorzaal (hall), de Hazíratu’l-Quds, omringd door negentien ruimten voor algemene bijeenkomsten en vergaderingen van verschillende comités. De kelders zijn klaar en het eigenlijke gebouw reikt nu ongeveer twee meter bovengronds. De zaal is nog niet af, zodat we de afgelopen Ridván in de open lucht moesten vieren. […] De Hazíratu’l-Quds ligt aan een van de hoofdstraten buiten de stad. Mensen die de vrienden in die richting zien rijden, sommigen in bussen en taxi’s, anderen in privéauto’s en weer anderen in rijtuigen, fluisteren tegen elkaar dat de bahá’ís een religieus festival vieren, en om te zien wat er aan de hand is, gaan ze daar ook heen. Ze worden tot de bahá’í-bijeenkomst toegelaten in de geest van universele broederschap die naar Bahá’u’lláh’s wens heerst onder alle kinderen van Adam, en waarvan zij nog niet beseffen dat juist díe het is waarvoor ze ons hebben vermoord.” —

— Zikrullah Khadem, brief 19 juni 1932

De Hazira van Teheran wordt in 1947 officieel geopend. Het complex heeft een grote witte koepel en ligt in een ommuurde tuin met bomen en een vijver.

Hazíratu’l-Quds

De Hazíratu’l-Quds van Teheran ligt in een moderne noordelijke buitenwijk. Het toegangshek bevindt zich links aan de hoofdweg.

Hazíratu’l-Quds

Hoofdingang

Haziratu’l-Quds

In tegenstelling tot een Bahá’í Huis van Aanbidding mogen er in een Haziratu’l-Quds wèl afbeeldingen geplaatst worden. Zaal met model van het Huis van Aanbidding te Wilmette in een vitrine.

Hazíratu’l-Quds

Ontmoetingsruimte

Hazira

Secretariaat met opgeborgen schrijfmachines

Hazira

Vergaderzaal met samovar in de hoek

Bronnen — Star of the West, September 1932 p. 170 en 190-191; Shoghi Effendi: God Schrijdt Voorbij - Den Haag [1944] 1983 p. 356-359.

Lees ook: Bahá’í vervolgingen 1955 en Huizen van Aanbidding

Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht