Baha'i heilige dagen
Het Bahá’í-jaar bestaat, overeenkomstig de zogenoemde Badí-kalender, uit negentien maanden van elk negentien dagen, met toevoeging van enkele schrikkeldagen (vier in een gewoon jaar en vijf in een schrikkeljaar) tussen de achttiende en de negentiende maand teneinde de kalender aan te passen aan het zonnejaar. De Báb noemde de maanden naar bepaalde eigenschappen van God.
Het Bahá’í-nieuwjaar, Naw-Rúz (Nieuwe Dag), wordt astronomisch bepaald en valt samen met de lente-equinox op het noordelijk halfrond, die meestal plaatsvindt op 21 maart. Bahá’u’lláh legt uit dat deze feestdag gevierd dient te worden op juist díe dag waarop de zon het lentepunt bereikt, zelfs als dit één minuut voor zonsondergang plaatsvindt. Daarom kan Naw-Rúz op 20, 21 of 22 maart vallen.
In de Kitáb-i-Aqdas (Heiligste Boek) heeft Bahá’u’lláh twee ‘Allergrootste Feesten’ aangewezen om te vieren: de Verkondiging van de Zending van de Báb en de Verkondiging van Zijn Eigen Zending in de Tuin van Ridván (drie heilige dagen). Ook wijst Hij Naw-Rúz, en de geboortedagen van de Báb en van Hemzelf aan als heilige dagen. Die laatste twee vallen op de eerste en tweede dag volgend op de achtste nieuwe maan na Naw-Rúz (met Teheran als referentiepunt); in de periode van midden oktober tot midden november.
Naast de zeven heilige dagen die in de Kitáb-i-Aqdas worden verordend, werd in de tijd van Bahá’u’lláh ook de dag van het Martelaarschap van de Báb als heilige dag herdacht en in vervolg hierop voegde ‘Abdu’l-Bahá de herdenking van de Hemelvaart van Bahá’u’lláh toe, waardoor hij het totaal op negen heilige dagen bracht. Twee andere gedenkdagen die in acht worden genomen, maar waarop het werk niet wordt onderbroken, zijn de Dag van het Verbond en de herdenking van het heengaan van ‘Abdu’l-Bahá.
Bronnen — Kitáb-i-Aqdas (Heiligste Boek): noten 26, 139 en 147; Universele Huis van Gerechtigheid aan de Bahá’ís van de Wereld, brief 10 juli 2014
Naw-Rúz — 20 of 21 maart
Naw-Rúz is de eerste dag van het nieuwe Bahá’í-jaar. Deze dag valt samen met de lente-equinox op het noordelijk halfrond. Naw-Rúz, dat ‘Nieuwe Dag’ betekent heeft zijn oorsprong in het klassieke Zoroastrische Iran en wordt tot op de dag van vandaag gevierd als een cultureel festival door Iraniërs van alle religieuze achtergronden. Voor bahá’ís markeert Naw-Rúz bovendien het einde van de vastenperiode.
Ridván-periode
De Ridván-periode herdenkt de 12 dagen in Bagdad (Irak) waarin Mírza Husayn-‘Alí Zich publiekelijk bekend maakt als de door de Báb aangekondigde Goddelijke Boodschapper voor dit tijdperk. Vanaf dat moment staat Hij bekend als Bahá’u’lláh (Glorie van God) en Stichter van het Bahá’í-geloof. — De verkiezingen voor lokale, nationale en internationale Bahá’í-instellingen worden over het algemeen gehouden in de Ridván-periode. De eerste (20 of 21 april), de negende (28 of 29 april) en de 12e (1 of 2 mei) dag worden gevierd als heilige dagen.
Verkondiging van de Báb — 23 of 24 mei
Deze heilige dag herdenkt het moment, in het holst van de nacht, waarop Siyyid ‘Alí-Muhammad, Zich in Shiraz (Iran), bekend maakt als de Báb, de ‘Poort’ naar een nieuwe Boodschapper van God.
Hemelvaart van Bahá’u’lláh — 28 of 29 mei
Bahá’ís herdenken dat Bahá’u’lláh in de vroege ochtend als banneling overlijdt in het landhuis van Bahjí, even ten noorden van Akka (Israël). Zijn laatste rustplaats aldaar is de plek waarnaar bahá’ís zich tijdens gebed richten.
Martelaarschap de Báb — 9 of 10 juli
De heilige dag herdenkt de openbare en miraculeuze executie van de Báb, de Heraut van het Bahá’í-geloof, door een vuurpeloton in Tabriz, in Noord-Iran. Zijn lichaam werd te rusten gelegd in een mausoleum op de helling van de Karmel berg in Haifa (Israël).
Lees: De executie van de Báb
Tweeling Verjaardagen van de Báb en Bahá’u’lláh
De geboorte van de Báb en de geboorte van Bahá’u’lláh vonden plaats op twee opeenvolgende dagen van de islamitische maankalender (respectievelijk 1 en 2 Muharram). Bahá’ís vieren deze heilige dagen op de eerste en tweede dag van de achtste nieuwe maan na Naw-Rúz. Zij kunnen zo vroeg vallen als 20 en 21 oktober en zo laat als 11-12 november.
Dag van het Verbond — 25 of 26 november
Het feest herdenkt dat Bahá’u’lláh zijn oudste zoon, ‘Abbas Effendi, heeft aangewezen als ‘Middelpunt van Mijn Verbond’, hij die de Bahá’í-gemeenschap na Zijn dood zal leiden. ‘Abbas Effendi neemt de naam ‘Abdu’l-Bahá (Dienaar van Bahá) aan.
Lees: De Dag van het Verbond
Hemelvaart van ‘Abdu’l-Bahá — 27 of 28 november
Bahá’ís herdenken het overlijden van ‘Abdu’l-Bahá in zijn huis te Haifa. In zijn Laatste Wil heeft hij zijn oudste kleinzoon, Shoghi Effendi, aangewezen als ‘Behoeder van de Zaak Gods’.